deathstarsculpture battery Michel de Broin
sterrenkaarten
Je kent ze wel, van die tekenbladen waarbij je de puntjes op een bepaalde wijze moet verbinden waarna er een kloppende tekening ontstaat. Vroege astronomen waren er dol op schijnbaar, want je kunt geen oude kaarten met hemellichamen open slaan of het stikt van de beesten en andere vreemde figuren in de lucht.
Carabus auratus
Jan Augustin van der Goes schilderde dit kevertje (de Carabus auratus, oftewel de Gouden loopkever) ergens rond 1650 op papier. Dat deed ie zo precies dat lijkt alsof het beestje ieder moment weg kan lopen. Zulke miniaturen werden in de 17e eeuw verzameld in albums, net zoals geprepareerde insecten in rariteitenkabinetten.
de stad Petra
Πέτρα, oftewel Petra was de hoofdstad van de Nabateeërs, een handelslustig volk. De stad is gelegen in een kloof in de heuvels van Jordanië en is gedeeltelijk uit de rotsen uitgehakt.
De bloeitijd van de stad is te danken aan de handelsroute voor wierook vanuit Jemen naar Perzië, Syrië en de Griekse en Romeinse rijken. De belastingopbrengsten van de handelaars maakten de heersers van Petra schatrijk, wat te zien is aan de gebouwen en de uit rozige zandsteen gehouwen grafmonumenten. Na enkele vernietigende aardbevingen en een oorlog met de Byzantijnen werd de stad verlaten om nooit meer een stad van de levenden te worden.
Zwarte Noga
Wat de geschiedenis van zwarte noga precies is, geen idee (en de Fransen zelf zijn er ook niet echt uit) , maar wat ik wel weet is dat als je deze Zuid-Franse noga eens geproefd hebt alle anderen een beetje tegen vallen. Zwarte noga is niet wit (zoals het spul elders) en wordt gemaakt van ongepelde Provence amandelen, lokale lavendelhoning en een beetje sinaasappelschil uit eigen boomgaard. Zelf proefde ik deze noga in het plaatsje Saint Didier in Zuid-Frankrijk. Ik ben overtuigd; het is echt de lekkerste noga van de wereld!
Voor de zelf-makers volgt hier (bij benadering) het recept:
500 g lavendelhoning
500 g amandelen met vlies
50 g druivensuiker
50 g water
klein beetje rasp van een sinaasappelschil
Amandelen licht roosteren. Sinaasappelschil raspen en bij de nog warme amandelen doen (dit is maar een vleugje van de smaak, dus niet te veel toevoegen). Amandelen in de warme pan laten zodat ze niet te hard afkoelen (da's namelijk niet handig bij het door elkaar roeren).
Water en druivensuiker in een pan oplossen en laten inkoken tot er een dikke stroop ontstaat (glucose-stroop). 50 gram van deze stroop samen met de lavendelhoning verhitten totdat het mengsel (donker)bruin kleurt. Alle warme ingrediënten door elkaar roeren en op bakpapier uitstorten tot een laag van ongeveer 1,5 cm dik.
Na afkoelen niet direct helemaal opeten, want dat schijnt toch een beetje ongezond te zijn.
ijshaar
Rozeblauwig waskorstje klinkt niet als een aanleiding om eens een bijzonder verhaal over te schrijven en de eerste aanblik van deze wittig ogende trilzwam bevestigd die veronderstelling. Er is echter iets bijzonders met deze zwam aan de hand. Bij het afbreken van het dode loofhout waarop de soort groeit, komt water vrij dat via de poriën in het hout naar buiten wordt geperst. Als de luchttemperatuur tot net onder het vriespunt daalt bevriest het water en ontstaat ijshaar. Dat gebeurt niet zomaar. Net iets te droge omstandigheden en het naar buiten geperste water verdampt, net iets te koud en de schimmel staakt z’n stofwisseling. Maar zolang de omstandigheden perfect zijn groeit het ijshaar aan en vormt dan zijn tere baardachtige krulhaar van ijs.
Fulguriet
unguentarium
Rouwen over een verlies heeft een bijzondere schoonheid. De emoties die bij veel mensen onder de oppervlakte blijven liggen vinden in het rouwproces een weg naar buiten en geven karakter en diepte aan de rouwende. Dat er menig traan rolt, hoort daar onlosmakelijk bij.
In vroegere tijden was er een traditie om de tranen van rouwenden op te vangen in een zogenaamd glazen unguentarium oftewel traanflesje. De hoeveelheid opgevangen traanvocht stond symbool voor de geliefdheid van diegene die heen gegaan was. Er wordt gezegd dat rijke Romeinen vrouwen inhuurden om de dode te bewenen zodat er maar veel traanvocht geplengd werd. Of daarmee de geliefdheid of statuur van de dode in kwestie ook groter werd valt te betwijfelen.
In de victoriaanse tijd was het een tijd lang gebruikelijk dat wanneer het traanvocht van de rouwende was opgedroogd de rouwperiode ook voorbij was en na de tranen ook het leven weer de vrije loop kreeg.
Gloeiende paddenstoelen
Huid looien
Al zolang mensen dieren vangen om op te eten heeft die zelfde mens manieren verzonnen om het zachte, warme vel van zijn prooi zo te bewerken dat het bleef zoals het om het dier zat. Als je de huid van een beest wilt looien kun je meerdere manieren gebruiken. Zo is er een bewerkingswijze met mest, maar ja dat is niet echt een prettige. Daarom bij deze een beproefde methode om met niet te vervelend bijtende stoffen een huid te looien. Maar ja, de huid zit natuurlijk nog om het dier heen. Als eerste halen we dus de huid van het dier. Dit doe je door met een scherp mes een ondiepe snede op de buik te maken met twee dwarssneden bij voor- en achterpoten. Als je te diep snijd prik je de darmen lek en dat is uiteraard niet de bedoeling. Vervolgens snij je voorzichtig de huid los van het onderliggend vlies en vlees.
De huid wordt nu eerst schoongewassen en vuil en bloed wordt uit de vacht verwijderd. Om dit echt grondig te doen wordt de huid 24 uur geweekt in een 1:25 oplossing water (liters) met keukenzout (gram).*
Na het zoutbadje spoel je de huid goed uit met water. Je kunt nu met een bot mes vet, vlees en vooral bindweefselresten er goed afkrabben. Als je dit niet voldoende doet kunnen de looistoffen straks niet goed doordringen in de huid, dus neem er de tijd voor.
De schone huid kan nu in het looibad. Je neemt daarbij zo veel heet water dat je aluin, mierenzuur en zout goed oplost. De verhouding van water: aluin:zout: zuur is 1:50:50:25. Het zuur is qua grammen dus altijd de helft van wat je aan aluin en zout toevoegt.
Een beest ter grootte van een konijn kan gelooid worden met 250 gram zout en evenveel aluin, een haas met een hoeveelheid van 500+500 gram, een vos 750+750 gram en een hert met ongeveer 1 kg zout en 1 kg aluin. De huid gaat 4 dagen in de oplossing** en moet je iedere dag een keer doorroeren zodat de looistof overal goed bij kan komen. Na de vierdaagse looimarathon kan de huid eruit en spoel je ‘m goed af. Laat de huid nu drogen in de wind tot deze nog net vochtig is.
Nu komt het opspannen. Hiervoor gebruik je een raamwerk of een stuk hout met spijkers. De huid wordt zo opspannen dat de wind tussen de huid en de plank door kan, dus niet te korte spijkers nemen. In ‘t midden langs de rand beginnen en steeds ‘de overkant’ ook vastzetten. Mag best goed uitgerekt worden. Het drogen dient zo langzaam mogelijk geschieden. Bij voorkeur droog je ‘m in een redelijk koele ruimte. De looistoffen moeten namelijk in de huid kunnen opdrogen. Dit bevordert de houdbaarheid. De periode van droging duurt 1 á 2 weken. Is de huid door en door droog, dan wordt de gladde binnenzijde voorzichtig opgeruwd met schuurpapier (of puimsteen), eerst een grove korrel en daarna een fijne korrel. Zo worden achtergebleven vliezen verwijderd. Is de leerkant grondig geschuurd, dan snijdt men met een scherp mes de ruwe randen er af. Om het vel zacht te maken rolt men het op, stopt het 24 uur in de diepvries en trekt het dan heen en weer over de rand van een stoel of een tafel. Netjes uitborstelen en dan zit het werk er op! Je kunt nu lekker op je vel gaan zitten.
* er zijn recepten waarbij in dit stadium het zuur al wordt toegevoegd ipv bij het eigenlijke looiproces.
** er zijn recepten waarbij de aluin pas na twee dagen wordt toegevoegd, waarbij het ook op de huid word gewreven. Als je er voor kiest het zuur in een eerder stadium al toe te voegen lijkt het me niet nuttig om 48 uur te wachten.
verdwenen musea
Gezwollen lucht
Het organiseren van een ballonnenwedstrijd is natuurlijk het hoogtepunt van de ballonnenliefhebber en daar ging het helemaal fout. Dat de ballon ook slecht kan zijn voor de mens bewees een megalomane recordpoging in Cleveland uit 1986. Als publiciteitsstunt voor de stad was bedacht om twee miljoen ballonnen los te laten. Na uitgebreide voorbereidingen was het zaterdag 27 september 1986 zover. Ongeveer 1,5 miljoen ballonnen verkozen het luchtruim met desastreuze gevolgen. De ballonnen ontregelden het luchtverkeer, maar niet heel erg lang. Door een koude luchtlaag vielen de ballonnen bij bosjes in het water en op de grond waardoor de omgeving bedekt werd met alle ballonnen. Als gevolg van de ballonnen ontstonden meerdere auto-ongelukken, maar het meest bizarre van het hele verhaal was wel dat de kustwacht niet uit kon varen om naar twee vermiste vissers te gaan zoeken door een extreem grote hoeveelheid ballonnen op het water. Deze vissers spoelden later aan en neem maar van mij aan dat dat zelfs tussen de resten van de ballonnen geen feestelijk gezicht was.
Jim Lambie
Je kent het wel, van dat kleurige tape, heel geschikt om dingen af te plakken of een vrolijk kleuraccent aan iets toe te voegen.
Je kent het wel, ergens een lijntje omheen zetten, en nog een en nog een.... tot dat de vorm heel anders is geworden.
Jim Lambie, een Schotse kunstenaar, combineerde beide ideeën tot uiterst kleurige kunst. Hij verkent met kleurige tapelijnen ruimtes en brengt ze terug tot een patroon dat lijkt te vibreren van energie.
Kleurig!
zakjebakje
Stel het hebben van kleinkinderen nog even uit en koop nu de meest geavanceerde kuis- en veiligheidsgordel voor uw zoon; Het Zakjebakje 2.5.
Zakjebakje 2.5 is geheel gemaakt van het meest zuivere roodkoper en heeft een sensitief esthetische vormgeving. De Zakjebakje 2.5 is verkrijgbaar in meerdere maten (s, xs, xxs) en is uitgerust met knelbeveiliging. Uitplasvergiet en balzakventilatie-openingen zijn uiteraard geheel geïntegreerd zodat ze een geheel vormen met het unieke design van de Zakjebakje 2.5. Met de Zakjebakje 2.5 behoren impulsieve lustgevoelens gegarandeerd tot het verleden.....
Salamanders
Noah Doely
gewichtig
Stel je leeft in de 18e eeuw en hebt een zak graan gekocht op de markt van 's-Hertogenbosch. Dan heb je in andere woorden 1 mouwer oftewel 4 schepel aan graan in je bezit. Als je nu paard en wagen pakt en naar Heusden rijdt dan heb je ineens nog maar 3,5 schepel oftewel 112 maatje aan graan over zonder ook maar een korrel verspild te hebben. In Heusden is een schepel namelijk groter dan in 's-Hertogenbosch. Zo gaat het van stad tot stad en van regio tot regio. Overal waren de inhoudsmaten anders van grootte en naam en het zelfde gold voor lengten. Veelal waren de verschillende benamingen ook nog gekoppeld aan een bepaald product, waardoor een kan bier heel anders van inhoudsmaat was dan bijvoorbeeld een kan brandewijn. Het hele zooitje aan maten, gewichten, oppervlaktes en lengtes werd door Napoleon rond 1820 op de schop genomen. Hij introduceerde de kilogram en de meter. Om gewichten af te meten werd er gebruik gemaakt van standaardgewichten. Om het rommelen met die gewichten te voorkomen werden de gewichten streng gecontroleerd. Iedere keer dat een gewicht goed werd bevonden werd er een letter van het alfabet in het gewicht geslagen. Dat maakt dat oudere gewichten vaak er uitzien alsof iemand ze versierd heeft. Ik vind ze er nog gewichtiger van worden.
walvisjacht
Ooit was het vangen van een walvis van levensbelang voor lokale gemeenschappen in de koudere regionen van onze planeet. Het vangen van een walvis was toentertijd ook een ongemeend gevaarlijke onderneming. Men liet het dan ook wel uit het hoofd om meer walvis te vangen dan men echt nodig had voor eigen consumptie en wat bijproducten waar ruilhandel mee gedreven kon worden.
Schepen en vangmethoden verbeterden echter na de industriële revolutie, waardoor het vangen van een walvis vele malen makkelijker was, veel meer avontuurlijk dan echt gevaarlijk. Dit maakte de weg vrij voor een grotere walvisvangst dan nodig voor lokale behoefte. Walvistraan, baleinen (voor korsetten) en bijvoorbeeld walvisbraaksel als basis voor parfum werden echte walvis-producten waar ook nog eens veel vraag naar was ook. De walvissen werden hierdoor zo bejaagd dat ze uitgestorven zouden zijn, maar dat gebeurde niet. Al rond 1670 waren rond de Noordpool zo weinig walvissen dat de schepen moesten uitwijken naar andere gebieden. De walvisjacht rond de Noordpool werd commercieel gezien te duur en verlegde zich uiteindelijk naar de zuidpool.
De walvisjacht nam geleidelijk af, maar kende zowel na de eerste als na de tweede wereldoorlog een flinke opleving omdat er aan veel grondstoffen (vooral oliën en vetten) een tekort was. In 1946 was men er echter van doordrongen dat de hoeveelheid walvissen niet oneindig was en werden er quota tussen de landen afgesproken. In 1983 was men er van doordrongen dat ook quota de walvis niet voor uitsterven zouden behoeden. Enkel jacht vanuit wetenschap en traditionele jacht wordt vanaf dan nog toegestaan. De Noren en IJslanders trekken zich niets van de regels aan en jagen nog steeds, de Japanners jaagden jarenlang in naam van de wetenschap, maar ook dit is als het goed is tot een einde gekomen.
Gelukkig hebben we vandaag de dag geen walvis nodig voor een luxe paraplu of een dirigeerstok met een lekkere zwiep. Walvistraan wordt al lang niet meer als olie van de straatlantaarn gebruikt, laat staan als basis voor margarine. We moeten de walvis dus gewoon met rust laten. Kunnen we ook nog tot het einde van onze beschaving onze kinderen lekker het bed in blijven Jonassen.
Olmeekse hoofden
Diep in de moerassige jungle van Tabasco ontdekte José Melgar in 1862 een hoofd. Geen armen, geen lijf en zelfs geen nek werden gevonden. Enkel een heel groot, stenen hoofd van een Olmeekse stijder, zover was wel duidelijk, maar wie hadden dit gigantische hoofd gemaakt en waarvoor diende het? Het was onbekend en José Melgar zelf was trouwens op zoek naar olie in het oerwoud en niet naar een onbekende beschaving. Zijn ontdekking werd dan ook pas in 1896 op waarde geschat toen men al wat meer van de Olmeekse cultuur had gevonden.
In de vele jaren na de eerste vondst werden meerdere hoofden gevonden, in totaal 18 stuks. De geleerden zijn er redelijk over eens dat de hoofden waarschijnlijk portretten van Olmeekse heersers of belangrijke krijgers zijn geweest*, maar hoe ze op hun plek zijn gezet is nog een groot raadsel. Wellicht is dat op te lossen samen met de raadsels rond de beelden van Paaseiland en de piramides in Egypte. De koppen zijn namelijk tot ruim honderd kilometer verplaatst vanuit een steengroeve naar de huidige plekken. Het is grappig om te bedenken dat dit wellicht gedaan is met een techniek die nu volledig verloren is en die helemaal niet past bij de voorstelling die sommige archeologen hebben van de middelen die onze voorouders tot hun beschikking hadden. En dat voor een beschaving die ruim 1000 voor het jaar nul dit alles maakte. De Olmeekse hoofden houden in ieder geval hun kop er over dicht.
De messen van Antoine Van Loocke
Antoine van Loocke (voorheen tuinman en beeldhouwer) is een autodidactisch messenmaker van groots formaat. Jaren geleden begon hij met het maken van zijn unieke messen. Eerst in de houtstoof van zijn keuken en later in een krap bemeten werkplaats waar hij met de materialen stoeide en prutste tot hij een mes kon maken. Voor de lemmetten van zijn messen gebruikt hij geen nieuw staal, maar de roestige restanten van afgedankte patattenschellers die hij een nieuw leven geeft. Voor de handvatten van zijn messen gebruikt hij een veelheid aan materialen die ieder exemplaar uniek maakt. Antoine smeed zijn messen op een meesterlijke en ambachtelijke wijze waarbij de schoonheid ‘m zit in de soberheid en ongecompliceerde verfijning van zijn werk. Je zal je aardappels er niet beter mee kunnen schillen, maar met een mes van deze kunstenaar wordt het in ieder geval een prettige bezigheid.