Je hebt aardolie en aardolie.
Olie wordt gevormd uit de resten van plankton en ander klein zeeleven dat na afsterven op de zeebodem terecht gekomen is. Normaal gesproken verteert het daar, maar als er op de zeebodem geen of heel weinig zuurstof aanwezig is, wordt het rottingsproces door bacteriën sterk geremd. In de loop der tijd komen er grote hoeveelheden zand, grind en klei over de laag te liggen en wordt het soepige bezinksel omgezet in een vaste laag. Naarmate er meer aardlagen worden afgezet, neemt de druk en de temperatuur in de laag toe. Als de laag uiteindelijk is bedekt met één tot zes kilometer sediment en de temperatuur tussen de 50 en 150°C is opgelopen, kan het proces van olievorming beginnen. Vooral de vetten uit het voorheen plantaardige materiaal worden omgevormd tot aardolie. Aardolie is veel lichter dan vaste steen en water en drijft dus naar boven tot het stuit op een ondoordringbare laag. Hier vormt zich dan een aardolieveld(je). Zes kilometer zand, grind en klei hoopt zich natuurlijk niet in een paar dagen op. De aardolie in Nederland bevindt zich in zandsteenlagen die wel tot 120 miljoen jaar oud kunnen zijn.
De precieze samenstelling van aardolie verschilt per bron. Dat is natuurlijk maf, want bij de benzinepomp tanken we allemaal dezelfde geraffineerde benzine. Zo heb je zwarte dikke olie, maar ook kleurloze en zeer vloeibare olie. Alle olievarianten van zwart tot helder, met alle er tussen liggende bruin- en geeltinten worden wel ergens op de wereld opgepompt. Het zwavelgehalte, de zuurgraad en de rondzwervende metalen dragen nog eens bij aan de diversiteit in de soorten olie. Het idee van zwarte spuitende olie is dus een beeld dat eigenlijk helemaal niet klopt. Het zwarte goud is dus toch niet zo zwart, maar soms "gewoon" goudgeel.