Wat een heerlijke nonsensgedichten heeft de dichter Cees Buddingh toch geschreven. De Blauwbilgorgel is uiteraard het meest bekend, al mogen de vijfvooreenhoorn, de slurfparkiet, de hoplakever en de knork er ook zijn. Stuk voor stuk gorgelrijmen met een bijzondere woordsmaak, cadans en gekruid met een bijzondere mate van kolderie. Ach, weet je, de Blauwbilgorgel kun je nog wel ergens anders lezen. Laat ik hier eens de ballade van de pantippel laten klinken (wel hardop voorlezen anders hoor je nog niets).
Ballade van de pantippel
De pantippel werd geboren
op een mooie dag in mei,
met een arendsneus van voren
en een ezelsoor opzij.
Toen hij nauwelijks dertien jaar was
Zond zijn moeder hem naar zee,
En omdat hij nog niet goed gaar was
Ging zijn vader met hem mee.
Op 'De wijlen Christoph Wieland'
Monsterden zij monter aan
Doch het schip is reeds voor Vlieland
In een noorderstorm vergaan.
't Laatste wat de meeuwen zagen
Was een zachtgeel ezelsoor,
Flappend in de regenvlagen
Toen ging ook dat oor teloor.
Hoe magisch tragisch!!
op een mooie dag in mei,
met een arendsneus van voren
en een ezelsoor opzij.
Toen hij nauwelijks dertien jaar was
Zond zijn moeder hem naar zee,
En omdat hij nog niet goed gaar was
Ging zijn vader met hem mee.
Op 'De wijlen Christoph Wieland'
Monsterden zij monter aan
Doch het schip is reeds voor Vlieland
In een noorderstorm vergaan.
't Laatste wat de meeuwen zagen
Was een zachtgeel ezelsoor,
Flappend in de regenvlagen
Toen ging ook dat oor teloor.
Hoe magisch tragisch!!