Vlindervleugels

Het mooiste aan een vlinder zijn de kleuren en patronen op de vleugels. Deze dienen als lokmiddel voor soortgenoten of juist als camouflage tegen predatoren. Veel over het ontstaan van de kleuren en samenstelling van vlindervleugels is nog onbekend. Maar wat er bekend is is wonderlijk en ingenieus.
De kleuren op vlindervleugels ontstaan op twee verschillende manieren: via pigmenten en via zeer kleine (nano)structuren op de schubben, die ervoor zorgen dat licht op een gerichte manier verstrooid wordt. Nu moet ik toegeven dat ik nooit aan schubben had gedacht bij vlindervleugels, maar dat is dus dat "poeder" wat bij de lichtste aanraking met de handen losraakt. De een noemt het schilfers, de ander dakpannetjes en dat laatste is gezien de microscopische beelden van vlindervleugels nog helemaal niet zo'n gekke vergelijking. Een vleugel van een vlinder is samengesteld uit een grote verzameling schubben die zo’n 50 bij 250 micrometer groot zijn. Aan beide kanten van de vleugels zitten twee laagjes met overlappende schubben die licht reflecteren. Hoe meer schubben, hoe meer licht er gereflecteerd wordt. Twee lagen is daarbij optimaal anders wordt de vleugel te zwaar. Een schub bestaat ook weer uit twee lagen, verbonden door pilaren. De onderlaag is vrijwel vlak en zonder structuur, maar de bovenlaag wordt gevormd door een groot aantal langgerekte en parallelle richels, met een onderlinge afstand van een tot twee micrometer. Hierin liggen putjes en piekjes met afmetingen die vergelijkbaar zijn met de golflengte van zichtbaar licht. Ze liggen zeer regelmatig gerangschikt, en geven daardoor de laagjes een soort microscopisch honingraatmotief. De ontdekker van die structuur is de Britse onderzoeker Pete Vukusic. Hij liet zijn licht schijnen over dit onderwerp en kwam tot de conclusie dat sommige lichtgolven al weerkaatsen in de bovenste laag, terwijl andere verder doordringen en daar weerkaatsen. De weerkaatste lichtgolven voegen zich daarna weer bij het licht dat al eerder werd gereflecteerd, maar doordat ze een nét iets langere weg hebben doorlopen zijn de lichtgolven niet meer helemaal gelijk aan elkaar. Daardoor wordt het licht van de ene kleur vele malen versterkt, terwijl andere kleuren juist uitdoven. En voilá, er ontstaat een mooie heldere kleur. Dat vlinders dit kleurenspel goed onder de knie hebben is heel knap, maar sommige vlinders gaan nog verder. De Papilio-vlinder uit Zuidoost Azië is groen van kleur. Tenminste voor ons dan, want de vlinder is eigenlijk niet groen, maar blauw en geel bij elkaar. De structuur van de vleugels weerkaatst en versterkt beide kleuren. Onze ogen kunnen niet scherp genoeg kijken om de twee kleuren van elkaar te onderscheiden en daarom zien wij groene vleugels en waarschijnlijk doen predatoren dat ook. De groene kleur werkt als camouflage, zodat de vlinder onzichtbaar op bladeren kan zitten. Het mooie is dat de Papilio-vlinder zelf enkel de kleur blauw kan zien. Hierdoor steken soortgenoten opvallend af tegen het groene plantengeweld. Al met al zijn vlindervleugels een waarlijk wonder der natuur. En dan heb ik het nog geneens gehad over hun veelvormigheld, monsterlijk mooie rupsen of de prachtige patronen op de vleugels van deze vliegende kunststukjes. Er is nog genoeg te ontdekken.

Related Posts with Thumbnails