fopkan




Een fopkan is een onmogelijk stukje aardewerk in de beste traditie van het bier drinken. Het is namelijk zo dat de bierkan (ook wel puzzle-jug of Kulkan genoemd) zo is gemaakt dat hij niet op de normale manier uitgedronken kan worden. Bij deze fopkan kwam het dan ook niet aan op drinkcapaciteit en maaginhoud, maar op behendigheid. De drinkwedstrijd werd nu pas echt interessant omdat de dronken broeders hun kan zo snel mogelijk moesten ledigen zonder er bij te brassen. Er waren verschillende modellen met enerzijds opengewerkte halzen en anderzijds alternatieve openingen of een soort ingebouwd rietje. Heel lastig drinken dus. Vooral de minder ingewijden wisten niet hoe ze de ongewone drinkkan moesten leegdrinken. Dit uiteraard tot groot vermaak van de omstanders waarbij de feestvreugde bij iedere er langs lopende guts bier verhoogd werd. Het was echt slempen (drinken met erg veel geknoei) op een hoger niveau. De fopkan was vanwege z’n vakkundige makers en de kunst om er uit te kunnen drinken een ware kunstdrinkenskan.


Joseph Towne



Als was was was, was was was. Joseph Towne (1808-1879) was een beroemd wasmodeleerder. Als 17-jarige jongen maakte hij al zijn eerste wasmodel van het menselijke skelet. Hij liet het zien aan sir Astley Cooper (een grote naam in die tijd) en kreeg direct een aanstelling. Bijzonder genoeg was hij geheel autodidact, hij leerde de technieken allemaal zichzelf aan. In de jaren daarna leverde Towne het ene na het andere gedetaileerde wasmodel van hoge kwaliteit af. Hij leerde zelf anatomische studies uit te voeren en kreeg zo een nog beter inzicht in de menselijke anatomie. Zijn uitvoeringen van een serie dissecties van hersenen is dusdanig perfect dat zelfs doorgesneden aderen,spieren en vliezen te zien zijn. Hij kreeg erg veel lof voor zijn realistische modellen, met aderen als fijne webben en spieren die enkel nog in actie moeten komen om echt te leven. Hij hield het niet enkel bij "standaard"-annatomie en maakte briljante series met de meest angstaanjagende ziektebeelden. Wat bijzonder was, was dat alles wat hij afleverde (en dat waren nogal wat modellen) van hoge kwaliteit was. Hij werd er dus terecht beroemd door.





Maar hoe ging hij te werk? Er is eigenlijk niemand die het precies te weten is gekomen. Joseph Towne werkte in de kelder van het instituut en liet niemand zomaar toe op zijn werkplek. Er wordt verteld dat hij wax in het sleutelgat van zijn werkplaats stopte zodat niemand zijn kleurtechniek kon stelen. De zwijgzame Towne vertelde het in ieder geval aan niemand en nam het geheim van zijn techniek mee in zijn graf. Het procedé blijft dus een mysterie en het resultaat is nog steeds ongeevenaard.


Albrecht Durer; mooie prenten




Een vliegend hert als onderwerp voor een kunstwerk. Niet heel erg bijzonder zou je zeggen, maar dat was het in 1505 dus wel. De kever als afzonderlijk kunstwerk was zeer ongebruikelijk. Insecten werden rond 1500 als de laagste schepselen gezien. Van die monsterlijke gedrochten een kunstwerk van maken was zonde van je schildersmateriaal.
Albrecht Dürer (1471-1528) dacht daar toch heel anders over. Hij bestudeerde het gehoornde insect en kwam tot de conclusie dat het wezen net zoals zoveel in de natuur zeer kunstig in elkaar stak. Hij was dan wel een Duitser, maar deed zijn inspiratie op in Italië waar de Renaissance in volle bloei was. Hier studeerde hij schilderstechnieken, maar ook wiskunde, geometrie en klassieke literatuur. Hij leerde er onder andere de techniek clair-obscur, waarbij door met schaduw te spelen taferelen nog nadrukkelijker tot leven komen.

Zo ook bij het vliegend hert van zijn hand. Het staat bijna heroïsch op de poten met z’n harde zwart glimmende lichaam, bollende vleugels en monsterlijke kaken. Het is met veel zorg en respect in detail getekend. Ieder haakje aan de poten of segment van de voelsprieten klopt. De kleuren raken de juiste toon en de subtiele schaduwen en lichteffecten suggereren dat het beest ieder moment zijn weg kan vervolgen. Om ons vervolgens in verbazing over zoveel moois achter te laten.

de middelvinger van Galileo

Wie nu ook als eerste was, Hans Lipperhey, Zacharias Jansen  en Jacob Metius zijn de eerste verrekijker-makers van  Nederland (en wellicht ook wel europa) geweest. Hun kennis werd later door Galileo Galilei gebruikt voor het maken van de eerste echte telescoop.
Dat Galileo Galilei de telescoop maakte vond iedereen prachtig. Totdat de wetenschapper met diezelfde telescoop ontdekkingen deed die niet in het straatje paste van de paus. Hij ontdekte namelijk dat de aarde om de zon draaide en daarom niet het middelpunt van het heelal kon zijn. Het vaticaan vond alles best zolang Galileo zich maar ver hield van deze stelling. Hij kreeg van de paus en de inquisitie toestemming om een boek te schrijven over zijn bevindingen. De wetenschapper worstelde met de baanbrekende boodschap en goot zijn boek uiteindelijk in de vorm van een dialoog tussen drie mannen. De mannen hebben een dialoog over de materie van de planeten en de zon. De man die de kerkelijke visie er op na houdt heet in de dialogen Simplicus. De paus legde deze naam nogal verkeerd uit. Het leek wel alsof Galileo Galilei bedoelde dat iedereen die niet dacht dat de aarde om de zon draaide maar simpele zielen of dwazen waren en dat hij, de paus, een van hen was. Dat kon Urbanus VIII  natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Hij nam dan ook zijn maatregelen. Galileo kreeg in 1633 levenslange huisarrest. Uiteindelijk stierf hij negen jaar na zijn veroordeling.


Maar wat heeft die vinger er nu mee te maken?
Galileo Galilei werd in 1642 in de Basilica di Santa Croce begraven. Hij kreeg echter niet een mooi plekje, maar moest genoegen nemen met "een kleine kamer naast de novicenkapel aan het eind van een gang van het zuidelijke transept van de basilica naar de sacristie" (zoals Wikipedia het zo duidelijk omschrijft). In 1737 werd het lichaam van Galilei echter weer opgegraven. Er was in de kerk een mooie plek gemaakt waar Galileo Galilei herbegraven zou worden. Dat gebeurde ook, maar voordat het zover was werd eerst een kijkje genomen in de kist. Het bleek dat de "kleine kamer naast de novicenkapel aan het eind van een gang van het zuidelijke transept van de basilica naar de sacristie" een nogal droge begraafplek was geweest. Galilei's lijk was namelijk helemaal verdroogd en dus niet vergaan. De verhalen vertellen dat het lijk een dito medio all'insù (opgestoken middelvinger) liet zien aan de rechterhand. Ongehoord natuurlijk. Wat ook ongehoord was, was dat er na opening van de kist er van Galileo het een en ander verdween. Zo ontbrak bij de herbegraving de bewuste middelvinger, enkele wervels, nog twee vingers en een stel tanden. Later zou blijken dat de geroofde lichaamsdelen als relekwiën bewaard werden door de families van de lijkenpikkers. Het waren dus duidelijk fans. Voor Galileo Galilei  maakte het allemaal niet meer uit. Hij kreeg uiteindelijk gelijk en maakte met zijn middelvinger een groot statement richting diegene die hem niet wilde geloven.


botanische beesten

In 1520 werd in Ausburg een excentriek kruidenboek geschreven. Het bevattte medicinale planten met bijzondere prenten. De maker zorgde ervoor dat de soort plant in één oogopslag duidelijk was. Voor ons is het moeilijk om iets te maken van een dergelijke gestileerde plant met duidelijke fantasiewortels, maar de middeleeuwers konden met hun kennis over alchemie, folklore en volksgeneeskunst goed thuisbrengen waar het over ging.  Grappig is dat het betreffende boek in de Renaissance opnieuw "geordend" werd. De indeling naar soorten en verwanten legt echter bloot dat de mensen toen nog niet heel veel meer kennis in huis hadden dan hun middeleeuwse voorouders.


Blader door de digitale versie van het boek in z'n orginele staat

Bezoar



Je hebt in de wilde natuur heel wat vreemde ballen. Zo heb ik in mijn eigen rariteitenkabinet (zie frumingelo in uitvoering) een mooie braakbal van een koe. De bal bestaat uit onverteerde resten gras. Daarnaast bestaat er natuurlijk de alombekende haarbal, die bestaat uit ingeslikte delen haar. Een bal die daar dan weer op lijkt is een soort wier (Posidonia oceanica) , maar niets is zo bijzonder als een echte bezoar. Ik zeg met opzet "echte"omdat je zal lezen dat niets is wat het lijkt. Een bezoar, ook wel een maagsteen of darmsteen genoemd, ontstaat doordat er in maag of darm onverteerde resten samenklonteren. Het lichaam pakt het materiaal in met kalkverbindingen tot er een vaste, harde en vaak ronde bal ontstaat. 

In de late middeleeuwen werden er magische, heilzame en geneeskrachtige eigenschappen aan bezoarstenen toegekend. De steen werd beschouwd als een geneesmiddel tegen alle mogelijke kwalen. Helemaal onzin was de werking van de bezoar niet. Arcenicum, een klassiek gif, reageert namelijk met de kalkverbindingen uit de bezoarsteen. Het was dan ook niet raar dat er al snel een levendige handel in ontstond. Iedere vorst en regent wilde natuurlijk voorkomen dat hij door een of andere onverlaat werd vergiftigd.  Het kon niet gek of sjiek genoeg. De stenen werden als eerste klas statussymbolen in gouden hangers of doosjes gevat. Heel bijzondere stenen kwamen uit de magen van Chinese herkauwers, Javaanse stekelvarkens of  Peruviaanse berggeiten. Daar werden ze bewust gekweekt en bestonden veelal helemaal niet meer uit het onverteerbaar materiaal, maar uit vanallerlei dure ingredienten zoals zeldzame kruiden, hoorn en edelstenen. Door de populariteit en exclusiviteit werden er exorbitante prijzen gevraagd.

Aan alles komt ooit een eind. Dat begon in dit geval met een simpel experiment. In 1575 was de lijfarts van de Franse koning Karel IX het zat. Zijn paranoïde heer kocht zich arm aan bezoars. De arts stelde voor om de kok (die zilver bestek van de koning had gestolen) voor de keus te stellen; ophanging of een giftig brouwsel drinken met daarin een heilzame bezoar. De kok koos voor het laatste en stierf op gruwelijke wijze. Ondanks dat het bewijs nu wel geleverd was kreeg de bezoar de schuld. Het zou een valse steen zijn. Dat bracht een jacht op "valse" stenen teweeg. Bezoars bleven echter interessante objecten. Het duurde nog tot na de hoogtijdagen van de rariteitenkabinetten dat de populariteit van de maag-darmstenen afnam.



boerenbont




Het meest gebruikte servies van aardewerk is een lange tijd toch wel het boerenbont geweest. In de vorige eeuw was enkel ongedecoreerd aardewerk goedkoper. De bonte pracht en praal van het boerenbont was er niet enkel in het nu bekende motief, nee er waren ontzettend veel verschillende soorten boerenbont serviezen. Alleen al in Maastricht zijn meer dan 200 verschillende patronen in omloop geweest en het totale aantal verschillende patronen ligt ergens rond de zeshonderd. Het eerste Boerenbont uit Maastricht werd gemaakt rond 1845. Het bekende boerenbont nr 15 werd door o.a. Guill Serpenti ontworpen en stamt van na 1920.

Het boerenbont is waarschijnlijk in de 18de eeuw uit Engeland over komen waaien. De bakermat van deze decors zou in de graafschappen van Staffordshire of Yorkshire kunnen liggen, maar ook Schotland. Het gaudy Welsh pottery, oftewel bont Schots aardewerk, lijkt in zekere zin wel op het Nederlandse boerenbont.

Het boerenbont is een decoratie waarbij de handgeschilderde en/of met een harde spons gestempelde patronen bestaan uit een herhaling of een aaneenschakeling van gestileerde bloemmotieven. De patronen waren opgebouwd uit een beperkt aantal motiefjes en kleuren. Meestal werd het schilderwerk door dames gedaan. Ze gebruikte voor het decoratiewerk verschillende soorten en maten penselen, afhankelijk van het te schilderen patroon. Eenvoudige en veel voorkomende motieven werden gestempeld. Hun werk is nog terug te vinden in menig servieskast.

kijk eens naar het vogeltje






Een foto maken was in de beginjaren van de fotografie  niet echt een dynamische bezigheid. De fotograaf gebruikte nog grote glasplaten met niet al te lichtgevoelige stoffen  als opnamemedium. Er werd niet gewerkt met kunstverlichting, maar met daglicht. Een minste verstoring van het te fotograferen beeld kon de foto onscherp maken. Een minuut lang stil zitten vanwege de belichtingstijd zonder te bewegen was een hele opgave. Er werd dus van alles bedacht om de te portretteren personen stil te laten zitten. Er werden soms zelfs klemmen gebruikt die het hoofd en de armen, aan de achterzijde (dus buiten beeld) ondersteunden om zeker geen bewogen beelden te hebben. Het bekendste voorbeeld is echter de uitdrukking "Kijk eens naar het vogeltje!" De fotograaf had dikwijls een opgezet vogeltje op zijn hand of op de lens van het toestel zitten en de kinderen moesten "naar het vogeltje kijken en mooi stil zitten zodat het niet weg zou vliegen.
Israël David Kiek uit Groningen (1811-1899) gebruikte in ieder geval geen vogeltje. Hij was een was een Nederlands fotopionier zonder pretenties en fotografeerde vaak studenten of andere vrolijke gezelschappen. Hij had veelal lak aan het bevriezen van zijn foto-objecten. Zijn naam werd synoniem met uit de losse pols geschoten foto’s: het kiekje.





loden boeken






De belangrijkste ontdekking van de christelijke geschiedenis worden ze genoemd. "Ze" zijn een 70-tal codexen met een religieuze inhoud en gemaakt van lood en koper. Ze zijn gevonden in Jordanië. De vondst is omstreden omdat al snel duidelijk werd dat in ieder geval een deel van de boeken vervalsingen zijn.

Het verhaal gaat dat Jordaanse bedoeïen de boeken samen met andere voorwerpen aantroffen in een grot ergens rond 2006. In 2010 doken ze weer op. De boeken bestaan uit metalen bladen (sommige niet groter dan pinpasformaat) en zijn met metalen ringen gebonden. Het vreemde is dat er ook "boeken" zijn die helemaal rondom dichtgemaakt zijn. De codexen bestaan uit vijf tot vijftien bladen. In de boeken en op de "kaft" staan verschillende zeer vroeg christelijke symbolen en tekens waarvan gezegd wordt dat ze geschreven zijn in archaïsch Hebreeuws. Daarmee zouden de boeken zomaar eens heel erg oud kunnen zijn. De schatting na eerste onderzoeken is dat de echte loden boeken minimaal 1800 jaar oud zijn. Ieder stuk zal echter onderzocht moeten worden op z’n authenticiteit. Waarom het oude materiaal uit de 1e eeuw na Christus vermengd is met vervalsingen is niet duidelijk, maar hoogstwaarschijnlijk heeft een handelaar er een extra slaatje uit willen slaan.

Voor dit kleine stukje tekst heb ik veel websites doorgelezen over dit onderwerp. Uiteindelijk heb ik Margaret Barker, een van de onderzoekers, meerdere vragen gesteld over dit onderwerp. Ik wil haar bedanken voor haar oprechte beantwoording van mijn vragen over deze bijzondere boeken. Op basis van haar informatie geloof ik niet dat het hele verhaal verzonnen kan zijn. Waarschijnlijk komt de Jordaanse overheid nog voor eind 2011 met een formele bekendmaking van de leeftijd, herkomst en mogelijk ook inhoud van deze rariteiten pur sang.




gehoornde viool


Een Stroh viool (ook wel Stro viola da gamba, violinophone of hoornviool  genoemd) is een bijzondere verschijning. Het ding heeft geen klankkast, maar wel een aan de zijkant uitstekende hoorn.  Maar waarom is dat? De Duitser Johannes Matthias Augustus Stroh bedacht de strohviool in de beginjaren van de geluidsopnames met de fonograaf, zo rond 1899. De fonograaf (bedacht door Thomas Edison) heeft een klein toetertje dat het geluid registreert. Dat betekent dat een gespeeld muziekstuk heel gericht geluid moet bevatten anders word het niet door de fonograaf waargenomen.  Met een blaasinstrument kun je gericht spelen, maar bij een viool gaat het geluid meerdere kanten op. Om dit op te lossen bedacht Stroh een instrument, met een membraan en een metalen hoorn in plaats van een klankkast. Door zijn volume en de mogelijkheid om de klank te richten was dit instrument zeer geschikt voor fonograaf-opnames. Toen de opnamestudio's elektrische microfoons gingen gebruiken verloor de strohviool aan populariteit. De strohviool zou niet zo mooi als een houten viool klinken en moeilijker te bespelen zijn. Tegenwoordig zijn er nog steeds een aantal muzikanten die de strohviool gebruiken in hun muziek. Je hebt kans om dit bijzondere instrument aan te treffen in  landen als Roemenië en Argentinië waar ze in de volksmuziek en bij straatmuziekanten een vaste plaats heeft.



rariteitenkabinetten


Kunstkamers, rariteitenkabinetten, verzamelingen van de bijzondere buitenwereld in het klein. De gegoede burgers van de 16e, 17e en 18e eeuw schiepen met hun verzamelingen orde in het buitenissige wat de wereld te bieden had. In deze verzamelingen, die in latere tijden herschikt en opgesplitst zouden worden naar de aard van de voorwerpen, was nog geen onderscheid of scheiding tussen curiosa, devotionalia, naturalia en artificialia. Nieuwsgierigheid en verwondering voerden de boventoon, waarbij het kennisaspect enkel statusverhogend werkte.

De onderwerpen waren legio. Zo was het gebruikelijk om in ieder geval van de drie rijken der natuur een of meerdere voorwerpen te hebben. Rijk één was wat we nu geografie zouden noemen. Dit onderdeel van de verzameling bestond uit stenen met bijzondere herkomst, mineralen en fossielen. Rijk twee noemen we nu botanie en omvat alles wat met planten, oftewel flora, te maken heeft. Naast gedroogde (exotische) planten en stukken koraal werden er ook levende plantenverzamelingen aangelegd. Daarmee waren de Hortussen geboren. Verzamelingen met enkel bomen werden arboreta genoemd. Het derde rijk omvatte het gehele dierenrijk. Er was nog geen echte systematiek, dus een narwalhoorn kon gewoon gebroederlijk naast een opgezette stekelvis hangen in een verzameling. Naast gedroogde of opgezette dieren en skeletten bevatte het dierendeel van een rariteitenkabinet ook vaak fauna op sterk water in potten met opschrift. Een mythisch wezen kon zomaar in een van de potten z’n onderkomen hebben. De verzamelaars die het echt groots aanpakten verzamelden ook levende dieren, wat later uitmondde in de alom bekende dierentuinen.

En dat was dan nog enkel het onderdeeltje natuur. Onder het onderdeel artificialia viel alles wat met mensen te maken had, schilderkunst, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen van vaak exotische volkeren, historische boeken, prenten, beeldhouwwerk, sieraden, vuurwapens, devotionalia en nog een hele (niet nader te noemen) waslijst. Er zaten natuurlijk ook dingen tussen die we tegenwoordig curiosa zouden noemen. Feit is wel dat ook de artificialia later uiteen werden gehaald. De kunst in een apart museum, bijzondere volken naar het volkenkundig museum en historie naar de bibliotheek of in een oudheidkundig museum naar onderwerp. Alles netjes in een hokje.

Allesomvattende verzamelingen waren ook onderhevig aan de mode. Vanaf de 18e eeuw was het ordenen naar de laatste wetenschappelijke inzichten de mode. Specialisatie was het toverwoord. Alles wat niet paste binnen de verzameling werd verkocht aan anderen. De goed gefinancierde verzamelingen kregen uiteindelijk eigen musea. Verzamelen van het mooiste, bijzonderste en meest exclusief exotische was geen goedkope hobby. De gedreven verzamelaars verzamelde soms meer rariteiten dan hun fortuin aan kon. En hun nazaten zaten er dan mee. Veel van de meest bizarre verzamelingen, die zeker niet in een hokje te plaatsen vielen, vielen daarom dan ook uiteen door erfeniskwesties, financieel wanbeheer en onkunde.

wezenkastje





Wezenkastjes waren kastjes waar weesjongens vroeger hun persoonlijke bezittingen en gereedschap in bewaarden. Niet heel bijzonder. Meer bijzonder was een weeskist. Dat klinkt bijna het zelfde, maar was toch duidelijk iets anders. De weeskist bestond uit een met ijzer beslagen houten kist met vele genummerde laden met meer dan één slot, zodat er meerdere personen nodig waren om de kist te openen. In een dergelijke weeskist werden persoonlijke bezittingen van de overleden ouders zoals geld of persoonlijke erfstukken opgeborgen. De kist was zolang de wees minderjarig (of nog niet getrouwd) was in bewaring bij de weesmeesters van het weeshuis. Als het zover was mocht de wees zijn of haar deel op komen halen bij de weeskamer van de weesmeesters. Er werd dan een "Staat en bewijs van goederen" overlegd en het bewuste erfdeel werd overgedragen. Overleed de wees dan verviel de erfenis aan het weeshuis. Dat laatste was natuurlijk niet een erg goede motivatie om goed voor de wezen te zorgen. Wat dan ook niet altijd het geval was...

accupuntctuur

Acupunctuur is een traditioneel onderdeel in de Chinese geneeskunst waarvan iedereen weet dat er naalden bij gebruikt worden (acu = naald, en puncture= doorboren). De methode heeft een mythische oorsprong die terug gaat naar de regeerperiode van de legendarische gele keizer Huang di die als een van de oerkeizers regeert zou hebben van 2698 tot 2599 voor Christus.  De gele keizer liet meerdere werken na waaronder een van de oudste boekwerken over acupunctuur waarin het gebruik van stenen naalden, bamboe- en botsplinters wordt beschreven. Uit opgravingen zijn ook beeldjes bekend met lijnen die duiden op acupunctuur meridianen. Maar ik loop op de zaken vooruit.
Chinese geneeskunst gaat uit van een geheel eigen model dat de werkelijkheid beschrijft. Zo word er uitgegaan van levensenergie die circuleert door 14 kanalen (meridianen) die zich vertakken naar alle organen en lichaamsfuncties. Ten tweede wordt uitgegaan van het in evenwicht zijn van Ying en Yang de vrouwelijke en mannelijke kwaliteiten in de mens. Alles, dus ook het lichaam van de mens, is geordend naar vijf elementen: water, hout, vuur, aarde en metaal. Op basis van deze drie uitgangspunten verklaart de Chinese geneeskunde  de oorzaak van een ziekte en kan tevens een remedie bedacht worden om alles weer in evenwicht te brengen. Acupunctuur is hier een van de mogelijkheden voor en wordt veelal gebruikt in combinatie met andere methoden.

Traditionele acupunctuur bestaat uit het inbrengen van naalden in verschillende delen van het lichaam. Afhankelijk van de interpretatie worden er naalden gestoken bij de plaats van de ziektehaard of juist op plaatsen die corresponderen met de symptomen. Meestal wordt een combinatie van punten gebruikt.                                            De oudste publicatie waarin acupunctuurpunten en meridianen in Europa door een westerse arts werden bekend gemaakt dateert van 1683 en is geschreven door de Nederlandse scheepsarts Willem ten Rhijne (1649-1700). Hij beschrijft acupunctuur als een goed pijnloos alternatief voor het toentertijd gebruikelijke aderlaten en purgeren (wat natuurlijk niet echt een pretje was om te ondergaan). Ondanks zijn goede bedoelingen kreeg acupunctuur nooit vaste voet aan de grond in de westerse geneeskunde. Acupunctuur was afhankelijk van de tijdgeest populair of juist weer niet en dat zal altijd wel zo blijven. Als die kleine prikjes een mens kunnen helpen bij zijn of haar ziekte dan is dat mooi meegenomen. Het zou toch te gek voor woorden zijn als iets dat al zo lang zijn waarde heeft bewezen niet zou werken. Dat klinkt bijna als naalden op laag water zoeken. Of prikt de o zo geleerde wetenschap een van de oudste zeepbellen van de geneeskunde nog ooit stuk?




magnetisme

Al ver voor onze jaartelling ontdekte men dat magnetietkristallen elkaar aantrekken of afstoten. Dit verschijnsel wordt magnetisme genoemd. Verantwoordelijk voor het magnetisme van magnetiet is het ijzer dat er in zit. Veel ijzerlegeringen vertonen magnetisme. Naast ijzer vertonen ook nikkel, kobalt en gadolinium magnetische eigenschappen. Als het magnetische effect groot is spreek je van een magneet. Alle magneten hebben twee polen die de noordpool en de zuidpool worden genoemd. Gelijke polen stoten elkaar af en ongelijke trekken elkaar aan.
Magneten worden gemaakt door een bak vloeibaar metaal (vaak een legering van ijzer, nikkel en kobalt)  in het midden van een zware stroomspoel te plaatsen. Die spoel wordt onder een enorme stroomsterkte gezet waardoor een zeer sterk magnetisch veld ontstaat. Daardoor wordt het in de bak aanwezige vloeibare metaal ook magnetisch. Het vloeibare metaal wordt zeer snel afgekoeld en blijft dan permanent magnetisch. Omdat het een legering met ijzer is roest het niet door zoals gewoon ijzer wel doet.
Zeer sterke magneten worden gemaakt met exotische elementen zoals Samarium en Neodymium. Deze magneten zijn zo sterk dat je ze niet meer van een plaat ijzer kunt verwijderen als ze eenmaal vastzitten. Door hun grote magnetische veld zijn ze in staat om harde schijven van computers of de chip uit je pinpas te vernietigen. Ze zijn echter ook heel bros. Wanneer er twee op elkaar botsen vergruizen ze elkaar.

Een ijzerlegering kan magnetisch gemaakt worden, maar er zijn ook omstandigheden waarbij de magnetische eigenschap afneemt of verdwijnt. Zo geeft iedere magneet een klein deel van z’n magnetische kracht af aan hetgeen er door aangetrokken wordt. Deze dingen worden ook een heel klein beetje magnetisch. Het magnetische veld van de magneet neemt echter een klein beetje af. Sneller gaat het bij verhitting. Boven een bepaalde temperatuur neemt de magnetische kracht sterk af en raakt een magneet gedemagnetiseerd. Ook schijnt het hard stoten van een magneet de magnetische kracht te kunnen breken. Daarmee stoot een magneet zich maar eenmaal aan dezelfde steen.

Paul Ekman: gezichtsexpressies





Emoties tonen we met ons lichaam en vooral met ons gezicht. Paul Ekman, een psycholoog, werd wereldberoemd doordat hij emoties koppelde aan gezichtsuitdrukkingen. In het boek "de verzamelde werken van T.S. Spivet" beschrijft de hoofdpersoon op een gegeven moment de gezichtsuitdrukkingen van zijn familieleden aan de hand van de door Ekman verzonnen gezichtscoderingssysteem. Met dat systeem zijn alle gezichtsuitdrukkingen en de bijbehorende emoties samen te stellen. Ekman onderscheid zes basis emoties, namelijk: boosheid, walging, angst, geluk, verdriet en verrassing. Later kwam hij nog met afgeleidde emoties zoals bijvoorbeeld tevredenheid, schuld, verlegenheid en opwinding. Ekman werkt nog steeds aan het ontrafelen van de wondelijke wereld van onze emoties.


Tumbleweed




De westernheld komt aan in een door alles en iedereen verlaten dorp. Hij kijkt links.... Zijn oog valt op de uitgebrande bank en de saloon waarvan een van de klapdeurtjes scheef hangt. Hij kijkt rechts.....Een uithangbord klappert. Zijn blik is ondoorgrondelijk en serieus. Een zweetdruppeltje valt van de held z'n gezicht en ploft op de grond. De wind waait en jaagt zand en bolvormig struikgewas door de stoffige straat. Zie daar; het Tumbleweed.

Tumbleweed is een onkruid dat eigenlijk niet in het wilde westen voorkwam, maar er als verstekeling terecht kwam. Het struikgewas groeit in eerste instantie gewoon met wortels in de grond. Als de plant groot is sterft ze af en breekt ze los van haar wortels. De zaden van het kruid worden al botsend en rollend verspreid. In sommige gebieden heeft de verspreiding van Tumbleweed een groteske vorm aangenomen en kun je met recht spreken van een rollenbolderende plaag. Kijk maar eens naar deze video.

voetschimmel




Schimmels groeien op de meest vreemde plaatsen. Als er wat warmte, vocht en voeding aanwezig zijn pakken ze hun kans. Zo ontstaat ook voetschimmel. De schimmels komen bij mensen voor (kalknagels) maar ook bijvoorbeeld bij paarden. Paarden in een modderige weide met hoeven waarvan het onderhoud achterstallig is hebben er over het algemeen meer last van dan paarden met netjes verzorgde hoeven in een droge stal. Toch kan ook zo'n paard de schimmelinfectie oplopen als bij het bekappen met besmet materiaal wordt gewerkt. De schimmels komen in drie geslachten voor en vormen samen de dermatofyten, wat vrij vertaald huidplanten betekent. De schimmel dringt door via scheurtjes, oude nagelgaten en brokkelige hoeven. De schimmel leeft als een parasiet op de hoef waardoor deze steeds een beetje verder verzwakt en uiteindelijk wit uitslaat. Daardoor kan er eerder letsel optreden en haalt het paard dus niet bepaald een wit voetje.






geld stinkt niet



Pecunia non olet of "geld stinkt niet" wisten de Oude Romeinen al te vertellen. Deze uitspraak wordt aan Keizer Vespasianus (9-79 na Christus) toegeschreven naar aanleiding van zijn nieuwe belasting op urine.

Urine werd gebruikt als ontvettend middel door leerlooiers. Urine bevat ammoniak, een stof die ondanks de nare geur wel heel goed schoonmaakt. Overal in Rome werden openbare urinoirs ingericht. Aan herbergen en op straathoeken stonden grote voorraadpotten waarin men vrijelijk kon plassen. Arme drommels konden een beetje geld maken door hun eigen urine te verkopen. Door de stijgende vraag ontstond al gauw een lucratief maar stinkend handeltje.


Het verhaal gaat dat Vespasianus" zoon Titus kritiek had geuit op het feit dat zijn vader een nieuwe belasting had ingevoerd op de openbare urinoirs. Daarop pakte de keizer het geheven belastinggeld, duwde het zijn zoon onder de neus en vroeg of het geld stonk. Nee, zei die. Toch komt het van de urinoirs, zei de keizer.



 

The Hair Museum in Avanos



Galip Körükçü uit Avanos maakt en bakt potten en zijn vrouw weeft tapijten net zoals meerdere mensen uit hun omgeving, maar Galip heeft iets bijzonders wat de andere pottenbakkers niet hebben: een haarverzameling. Sterker nog deze man heeft maar lieft 16.000 verschillende haarlokken van verschillende vrouwen inclusief hun herkomst. Galip heeft er een hele grot mee behangen en dat geeft een zeer speciaal vervreemdend effect.

gemuteerde groente





Van Europa mocht het lang niet, maar er bestaan natuurlijk niet alleen rariteiten in het dierenrijk. Het plantenrijk kan er ook duidelijk wat van. Vergroeiingen, uitstulpingen, een andere kleur, ineens met bobbels of juist glad; fruit en groente houden zich niet altijd aan hetgeen we er van verwachten. Dat levert erg mooie plaatjes op. Vroeger werd zo'n rariteit juist gekoesterd en ontstonden nieuwe variëteiten van een ras of helemaal iets nieuws. Nu gebeurt dat niet meer. Komkommers moeten recht zijn, rode paprika's rood en citroenen ovaal. Europa heeft echter ook wel door dat hierdoor veel goede groente in de prullebak beland. Toch word een wortel met twee uitlopers nog steeds aangemerkt als b-keus. Onzin natuurlijk. Er bestaan ook geen b-keus mensen. Het is gewoon tijd voor viervingerige aubergine, krulkomkommer en bolletjestomaat.

Bekijk meer gemuteerde schoonheden in de mutatocollectie

vrijheidsbeeld

Gustave Eiffel is het beroemdst geworden doordat hij de eifeltoren bouwde. Hij ontwierp dat ranke bouwwerk niet zelf, dat deden twee van zijn medewerkers. Een van hen, Maurice Koechlin, werkte samen met Eiffel aan de constructie van het vrijheidsbeeld. Dit beeld zou eigenlijk helemaal niet in Amerika  komen te staan, maar aan het Suezkanaal als vuurtoren. Eiffel ontwierp de staalconstructie die de basis van van het beeld vormen. Het overige geraamte en de bevestigingsmethode van de vele koperen platen waar het beeld uit bestaat werden ontworpen door Maurice Koechlin, een medewerker van Gustave Eiffel. Vreemd genoeg is er maar weinig bekend over deze medewerker van Eiffel, die later het bedrijf van Gustave Eiffel overnam.

tulpenmania



Het kostte een vermogen even groot als 2 karrenvrachten tarwe, 4 karrenvrachten rogge, 4 vette ossen, 8 vette varkens, 12 vette schapen, 2 vaten wijn, 4 vaten bier, 2 tonnen boter, 1000 pond kaas, een bed, een zilveren kelk, een aantal kledingstukken plus een schip om dit allemaal te vervoeren en het paste in een hand. Rara?; een tulpenbol.
Rond  1635 vond er een levendige handel plaats in tulpen die er voor het grootste deel helemaal niet waren. Verzamelaars werden lekker gemaakt door ze grote rijkdom te voorspellen door te beleggen in tulpenbollen. De verkoop van de bollen vond plaats tijdens de bloeiperiode in april en mei, wanneer de kopers de bloemen konden bekijken.  In de nazomer, als de bollen gerooid werden, veranderden zij daadwerkelijk van eigenaar. Dat was duidelijk, maar er werden ook bollen gekocht en verhandeld die nog niet in bloei waren gezien. Om de bloei toch te laten zien werden er catalogi met de meest prachtige tulpen vervaardigd. De bollen verruilde van eigenaar via deze zogenaamde windhandel, maar ja wat kocht de koper eigenlijk?  Nou, soms gewoonweg rommel. Ook heel bijzondere tulpen waren in zekere zin niet altijd gezonde producten. Zo was er bijvoorbeeld een groot aantal tulpen met heldere kleuren en met strepen en vlammen op de bloembladen. Hartstikke zeldzaam en dus heel duur. De verzamelaars wisten echter  niet dat dit het gevolg was van een niet overdraagbare virusinfectie bij de tulpen.
Dat het allemaal lucht was viel pas op z’n plek toen een handelaar op 3 februari 1637 z’n waardeloze bollen niet verkocht en de handelaars in paniek raakten.  Eind februari  1637 was heel  de tulpenhandel failliet. Daarmee was Nederland een illusie armer en een icoon rijker.

Zeeëgels


Als je als Zeeboontje geboren wordt word je nooit een zeeappel.  Maar iedere zeeegel heeft zo zijn eigen schoonheid.  Ik vind vooral het uitwendige skelet van deze stekelige ongewervelde waterdieren bijzonder mooi van vorm.  Het  mooie vijfvingerige sterretje opgebouwd uit piepkleine gaatjes en het gaatje aan de achterzijde maken het witte en zeer breekbare overblijfsel van de zee-egel tot ware kunstwerkjes van de natuur.  Op dat witte skeletje zaten uiteraard stekeltjes, maar wat ik nog niet wist is dat er tussen de stekels ook een soort tentakeltjes , ook wel  pedicellariae genoemd, zitten. Deze pedicellariae zijn zeg maar multifunctioneel inzetbaar. De geleerden zijn er nog niet helemaal uit wat de functie nu precies is, maar de Kleine pincetachtige tangetjes op de huid van zee-egels kunnen kleine (parasitaire) dieren grijpen, doden en verwijderen. Daarnaast doen deze klauwachtige tentakels ook dienst als een soort stofzuigers die de stekels schoonhouden. Dat is wel zo fijn voor een wezen dat een groot deel van z’n bestaan in het zand doorbrengt.

De stekeltjes van een zee-egel zijn  trouwens  niet altijd klein. Er zijn zeegels met dikke grote stekels, soorten met fel gekleurde of gif uitstotende stekels en zeeegels die door hun dunne lange stekels er uitzien alsof je ze zou kunnen aaien. Dat is uiteraard mogelijk, maar het is niet aan te raden.

Related Posts with Thumbnails