Versierd Prieel



Ooit zag ik een kunstenaar verkommeren. Zoals dat gaat: vol creatieve energie, maar miskend door de massa en veroordeeld tot gebrek aan middelen. Getreiterd door mensen die niet beter wisten. Die dachten dat hij zomaar een vogel was. In de dierentuin kwamen ze voorbij zijn kooi, met colaflesjes en blauwe rietjes, patatbakjes met blauwe vorkjes. Die vogel hing in het gaas – en wìlde iets van ze. Dus hij kreeg vingers voorgehouden. Stukjes brood, of een heet patatje. Hij werd gekroeld op een buik die niet op kroelen was gesteld. En hij maar kijken, met geel priemende ogen – dàt, dàt, dàt wil ik hebben. Hij bleef onbegrepen. Uiteindelijk vloog hij met een bitter kreetje weg. Ging op de grond in zijn kooi eindeloos één los, blauw veertje zitten herschikken. Verplaatsen. Kijken. Verplaatsen. Toen ben ik maar langs de afvalbakken gegaan. Fantastische materialen lagen er voor het oprapen. Die rietjes, de blauwe vorkjes. Het papier van een pakje Drum. Voor ik terug was hing de vogel al weer in het gaas. Zonder plichtplegingen greep hij het materiaal uit mijn handen, de ogen vol creatief vuur. In een hoek van de kooi, bij dat ene veertje, maakte hij zijn atelier. En ging hij aan de slag, gedreven dribbelend. De volgende dag was het werk af. Een compositie in strak blauw. Daar lagen de rietjes, losjes maar zorgvuldig uiteengewaaierd. Dat ene blauwe veertje lag er ook nog. Maar het pronkstuk was een centraal opgesteld, glanzend ijslepeltje. Blauw.
De satijnvogel houdt van monochromen. Bláuwe monochromen. Af en toe mag er iets geels bij, voor pakkend contrast. Maar blauw is, modern gezegd, zijn ding. Hij leeft in de wouden van Oost-Australië, als een van vele soorten prieelvogels met uitgesproken kleurvoorkeuren. De satijnvogelman bouwt met takjes twee parallelle wanden. Die omgeven een laantje. Aan de zorgvuldig vrijgehouden podia aan weerszijden daarvan stalt het mannetje blauwe voorwerpen uit die hij tot in de verre omgeving verzamelt. Iedere dag loopt hij zijn collectie na, verbleekte of verkleurde voorwerpen verwijderend. En als er een vrouwtje langskomt, vestigt hij de aandacht op zijn pronkstukken. Het is een wat eenzijdige belangstelling, die mensen toch aanspreekt. De Franse schilder Yves Klein kon jarenlang werken verkopen die alleen maar blauw waren. Af en toe schilderde hij ook een vrouw blauw. Daarvoor liep het dan storm in het Centre Pompidou. Laat kunstkenners dus niet zeggen dat de satijnvogel beperkt is. Satijnvogels schilderen trouwens óók. Ze werken met blauw vruchtensap of houtskool en een zelfgemaakt kwastje de kleur van takjes bij. Bovendien doen ze aan moderne kunst. Van oudsher verzamelen deze vogels, die iets hebben van diepblauwe kauwen, blauwe steentjes, bloemblaadjes en bessen. Die worden tegenwoordig bijgestaan door diepblauw glanzende batterijtjes, af en toe een blauwe knoop, en blauwe stukjes plastic. Blauwe buskaartjes doen het ook goed. Eén vogel had ooit stormachtig succes met een uit een plaatselijke wasserij gestolen zakje Reckitt Blauw.
Zulk succes is bij satijnvogels makkelijk te meten: aan het aantal vrouwelijke bezoekers dat mannetjes met hun tentoonstelling weten te trekken. Het keurmerk voor een goed satijnvogelmannetje is het vaardig componeren met blauw. En dus ook: het vaardig verzamelen van blauwe voorwerpen, in het wild een kunst op zich. Zo maakt hij in twee opzichten een meesterwerk. Met zo’n mannetje willen de vrouwtjes wel paren. Die vrouwtjes bouwen vervolgens zelf ergens een nest en regelen alle andere praktische zaken. De man werkt alleen voor de verlokkingen van de kunst. Hij leeft voort via zijn werk. De vogel werkt niet aan zijn exposities om vrouwtjes te lokken. Dat is de gangbare verklaring. En die slaat, zoals dat hoort bij het ontleden van dieren en hun gedrag, een stap over. Hij maakt zijn prieel omdat hij het móói vindt. Omdat het beantwoordt aan zijn esthetische verlangens en eisen. En, oké, waarom vindt hij het mooi? Omdat hij er vrouwtjes mee lokt. Dat is geen verwaarloosbare tussenstap voor het bekijken van zijn motivatie. Vergelijk het met leeuwenwelpen die samen spelend lol trappen. Die werken op dat moment niet bloedserieus aan hun genetische toekomst, al denkt de evolutie daar graag anders over. Esthetiek? Jazeker. Prieelvogels hebben rotsvaste overtuigingen en een enorme gedrevenheid om kritisch het perfecte resultaat te bereiken. Naar eigen inzicht. De mannetjes zijn voortdurend bezig hun versierde prieel bij te stellen. Ze herschikken wat, nemen een paar stappen terug en bekijken het resultaat met een scheef hoofd. Soms herstellen ze dan toch weer de oude situatie, soms proberen ze nog een andere variatie uit.
Oefening baart hier kunst. Jonge prieelvogelmannetjes prutsen wat af, soms in clubjes, zonder dat er ook maar een vrouwtje komt kijken. Ook doen ze aan atelierbezoek bij oudere, succesvolle vakbroeders. Ze kijken de kunst af. Zo ontstaan plaatselijke culturen, met eigen stijlen en gimmicks. Niettemin ontwikkelen de vogels ook individueel een eigen smaak. Hun priëlen zijn in het detail van de aankleding uniek. But is it art? Vogelliefhebbers staan doorgaans wat onverschillig tegenover menselijke prestaties en cultuurnormen. En omgekeerd verdiepen kunstliefhebbers zich zelden in vogels. Dus het antwoord mag iedereen nog steeds zelf verzinnen. Laten we zeggen dat er een verwantschap is. Met daarin een duidelijke parallel: het werk is een doel op zich. De verdere doelen – indruk maken op soortgenoten, ‘goed’ gevonden worden – staan persoonlijke gedrevenheid niet in de weg. Een prieelvogel kan een geslaagde compositie nog eens van alle kanten bekijken. Hij lijkt tevreden. Een prettige eigenschap. Vooral voor die ene in de dierentuin. Hij zat alleen.
Deze tekst is geschreven door Frans van der Helm voor NRC CS en later gepubliceerd in een boek van beeldend kunstenaar Henriette van 't Hoog.

Quentin Blake

Quentin Blake is de befaamde illustrator van de boeken van Roald Dahl. Enkel dat maakt 'm al tot mijn held. Roald Dahl schreef fantastische boeken, maar Quentin Blake bracht vele van zijn hoofdpersonen tot leven. De stijl van deze tekenaar is op mijlen afstand als de zijne herkenbaar. Bij mij roept het woorden op als humoristisch, chaotisch, gevat, subliem. Wat hij maakt is een genot om naar te kijken. Ik denk dan aan de griezels, de Grote Vriendelijke reus, Juffrouw Bulstronk en al die andere personages die nu in mijn hoofd opploppen. Het mooie is dat hij ook een boek heeft geschreven voor de onondekte kunstenaar. Daarin geeft hij middels een reeks opdrachten je artistieke vrijheid een ontplooïngskans. Zijn stelling is; "Als je voor iemand anders tekent, moet je maar ophouden. Als je voor je zelf tekent ben je veel gelukkiger en bovendien vindt je moeder het toch allemaal mooi". Daarmee onderstreept hij net de drempel voor vele artistiek gedemotiveerde kunstenaars in de dop. Die altijd "mislukkende" teken-probeersels zouden zomaar jouw eigen stijl kunnen zijn.
Geef niet op en probeer het dus nog maar eens.

Boeddha bel




Burma bell, Kung Zee, King Zee, Ken zi, Kiyisi, Kiy tsi of Kyizi, ik weet het niet meer. Maar maakt het uit? Het is de vorm en de klank die aanspreken, niet de naam. Deze soort van plaatgongen in de vorm van een gestileerde boeddha zijn in het verre oosten in gebruik als tempelbel. Nu is het exemplaar dat hier afgebeeld is een middelmaatje. Een Burma bell varieert in grootte van 5 cm tot wel 2 meter in hoogte. Dat maakt natuurlijk wel wat uit voor de uiteindelijke klank en reikwijdte van het geluid.




De Kyizi wordt rondgedraaid tot het ophangtouw geheel is opgedraaid. Dan wordt de bel aangeslagen en los gelaten. Het geluid wordt door de ronddraaiende beweging alsware naar buiten geworpen zodat er een resonerende, lang naklinkende galm onstaat. Fantastisch.

Insectenbehang

Mensen krijgen vaak een beetje de kriebels van wat grotere insecten. Als het zo groot is als een vlinder maar geen vlinder, gaan hordes mensen op de loop. Het is tijd voor rehabilitatie van grote insecten. Naast nuttig zijn ze vaak ook erg mooi. Jennifer Agnus is een kunstenares die iets zeer bijzonders doet met insecten. Ze bekleed gehele muren met geometische figuren opgebouwd uit echte insecten. Het insectenbehang ziet er bijna uit als kantwerk zo precies zijn de insecten opgespeld. Ze zitten goed vast en zijn dood, dus nu hoeft geen levende ziel meer bang te zijn. Van dichtbij zijn insecten gewoon kunststukjes. De kleuren, het gladde van het schild, de in elkaar scharnierende pootdelen. Uit alles spreekt een inteligent design. Jennifer Agnus maakt dit met haar wonderschone creaties inzichtelijk. Er is niets om bang voor te zijn.
De insecten die voor het grootste deel uit Thailand en Maleisië komen zijn niet bedreigd in hun voortbestaan. Sterker nog, een deel wordt speciaal voor verzamelaars gekweekt en de kunstenarea hergebruikt de opgeprikte insecten door ze na een expositie weer op te bergen in doosjes. Het overgrote deel van de door Jennifer gebruikte insecten planten zich razendsnel voort. Daarmee is het een soort hernieuwbare bron geworden. Iets wat voor hun oorspronkelijke habitat, het regenwoud, niet gezegd kan worden. Helaas verdwijnt dat nog steeds in rapper wordend tempo zonder dat we ons bewust zijn van wat we doen. Jennifer Agnus wil met haar creaties bewondering en verwondering opwekken bij mensen. Daarmee draagt ze haar steentje bij aan het bewustwordingsproces. Wij zijn deel van de natuur. De natuur is een deel van ons. De mens kan niet zonder de natuur. De natuur wel zonder de mens.
Kruip, vlieg of fladder naar de site van Jennifer Agnus

Versteend woud

In Griekeland "staat" het versteende woud van Lesbos , in Namibië het versteende woud van Khorixas, op Java het versteende bos van Krakatau, in Hongarije het moerascipressenbos van Bukkabrany en in Arizona het Petrified Forest National Park. En dat is dan nog maar een greep uit het totale stenenbos-aanbod. Het lijkt wel alsof de wereld vol staat met versteende bomen, zo niet bossen. Nou nee dus, maar de overgebleven fossielen van de tropische wouden van de prehistorie komen wel op meer plaatsen voor dan ik ooit gedacht had.
Nu moet meteen gezegd worden dat de meeste van de gevonden exemplaren helemaal niet meer staan, maar gebroken op de bodem liggen. Het betreft namelijk bomen die door plotselinge, kortstondige gebeurtenissen begraven zijn geraakt. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld een overstroming een vulkaanuitbarsting of door een zandstorm. Niet de minste gebeurtenissen dus.
De stammen, meegevoerd, afgebroken door het natuurgeweld werden bedekt met slib, modder of vulkanische as. Door dit afsluitende deken werden de dode bomen niet meer opgeruimd door schimmels of insecten en kon het fossilisatie-proces beginnen. Met het grondwater aangevoerde mineralen vervingen daarbij geleidelijkaan de organische structuur van de boom, waarbij de kenmerken van de houtstructuur soms in detail bewaard bleven. Het mooiste wat er met een boom kan gebeuren is dat opaal de structuur van de boom vervangt, maar vaak is door uitdroging in een latere fase van de verstening de steensoort veranderd in kwarts of afgeleidden daarvan. Door de vele lagen die op de bomen terecht kwamen en door opwaartse krachten die er uiteindelijk voor zorgden dat de stammen weer bloot kwamen te liggen, braken de stammen in stukken. De erosie van wind en water hebben ervoor gezorgd dat de versteende wouden weer het daglicht zagen. Gebroken, maar gehard na hun lange reis.

Related Posts with Thumbnails