Geschreven bronnen over tandverzorging zijn bekend van drie tot vijfhonderd jaar voor onze jaartelling. In China leefde ene Huang-Ti. Hij maakte studie van mondpijn en stelde acupunctuur met gouden en zilveren naalden voor om deze te verzachten. Of het daadwerkelijk hielp is nergens opgetekend.....Van de oude Egyptenaren stammen de eerste bronnen dat er daadwerkelijk tanden gepoetst werden. Met een mengsel fijngestampte as, gemalen runderhoeven, mirre en poeder van eierschalen en puimsteen werden de tanden schoongeborsteld. Een tandenborstel bestond nog niet. De Egyptenaren kauwden op een stokje om het poeder te verdelen of gebruikten hun vingers als tandenborstel. Zout werd ook wel gebruikt om tanden mee te poetsen. Ook de Grieken en Romeinen gebruikten tandpoeder; al veranderde de samenstelling in de jaren. De Romeinen waren de eerste die echt iets aan gebitsverzorging deden en versleten tanden door gouden exemplaren vervingen. Deze kennis werd ook in heel europa verspreid. Met de val van het Romeinse Rijk verdween ook de aandacht voor mondverzorging in europa.
Veel geleerden hebben door de eeuwen heen allerlei middeltjes bedacht om het gebit te verzorgen. Al gebruikten zij vaak vreemde ingrediënten. Goede tandpoeders worden, volgens de schrijver van een Perzische tekst, gemaakt van verbrande en daarna vermalen hoorn, schelpen of slakkenhuisjes. Andere recepten bevatten ook nog gedroogde vogelpoten, kruiden, honing en allerhande mineralen zoals lood of leisteen. Oude Chinese heelmeesters raadden aan om te spoelen met urine van een kind. In de Middeleeuwen werd een soort tandpoeder gemaakt uit dierlijke botten. Een uit die tijd stammend recept spreekt van konijnen- en muizenschedels en de enkel van een koe. Dit alles moet samen worden verbrand en met de as werden de tanden gepoetst. De Italiaanse edelman Amaldo de Vilanova uit de veertiende eeuw raadt het volgende aan om het gebit schoon te houden; een mengsel aan van 4 delen honing, wilde kalebas, rozenwater en bietsuiker. Na het poetsen raadde hij iedereen aan de mond te spoelen met pure wijn. Dit zou je tanden schoon en sterk maken…en je mond klaar om te kussen!
Na 1800 komt de samenstelling van tandpasta steeds dichter in de buurt van de substantie die vandaag de dag uit de tube komt. Er is één verschil, de pasta werkte te goed. Gruis van baksteen, porselein en aardewerk als polijstmiddel deed de tanden en kiezen meer kwaad dan goed. Maar na veel experimenten en versleten tanden werd er wel voortgang geboekt. Zo voegde in 1824 een tandarts met de naam Peabody voor het eerst zeep toe aan de pasta in een potje. Dat werd de nieuwe standaard. In 1850 produceerde de 23 jarige Amerikaanse tandarts Washington Wentworth Sheffield de eerste tandpasta die echt grote gelijkenissen vertoont met onze huidige tandpasta’s. Hij vond die potjes eigenlijk niks en broedde dan ook lang op een schonere oplossing. Veertig jaar later richtte Sheffield het bedrijf Beecham’s op en begon met de productie en verkoop van tandpasta in een revolutionaire verpakking; de tube. Het duurde niet lang of deze tube veroverde de gehele wereld. De ons nu zo vertrouwde tandpasta in een tube verscheen in Nederland pas zo’n eeuw geleden in de winkels. De zeep in de tandenpasta werd later door andere ingrediënten vervangen en nog veel later werd ook de nu alom vertegenwoordigde fluoride toegevoegd.
Met deze kennis op zak kunnen we wel stellen dat de uitspraak” ga je mond soelen met zeep ” ineens heel logisch klinkt. Net zoals “ergens een potje van maken” trouwens.