De steenhommel , of op z'n sjiek Bombus lapidarius is een opvallende hommel die algemeen voorkomt. De vrouwtjes van de steenhommel zijn op het eind van het achterlijf na bijna helemaal zijdeachtig zwart behaard. Nu is dat bij dames van de menselijke soort niet echt aantrekkelijk, laat staan dat het eind van het achterlijf helderrood gekleurd is. Bij de Steenhommel-vrouwtjes staat het echter erg sjiek. Een couturier zou zeggen "Dressed, but not overdressed". De Steenhommel-heer heeft naast een zwart pak en een rode kont ook nog een brede kraag, een lichtgele snuit en vaak een lichtgele band over het borststuk. Dat maakt ze meteen een heel stuk meer gewoon hommel-achtig dan hun vrouwelijke partners die het niet zo bont maken.
Zoals een goede heer of dame beaamt steekt de Steenhommel zijn tong niet al te ver uit. De Steenhommel is wat je kunt zeggen een echte allesproever die eet wat het seizoen hem voorsschotelt, zolang het maar nectar is. In het vroege voorjaar is dat voornamelijk wilg en Klein hoefblad. In de ontluikende lente zijn de paardenbloemen aan de beurt en in de zomer is deze bijzonder mooie verschijning verslingert aan een bont smaakpallet van Witte dovenetel, Zenegroen, Hondsdraf, Witte klaver, Koolzaad en alerhande distels. Zo houden ze het wel tot oktober uit. De late herfst en de winter worden doorgebracht in hun nest dat kan bestaan uit een oud verbouwd muizen- of vogelnest, maar ook net zo goed in een muurspleet of onder de grond gevestig kan zijn. De Weidehommel en de Grashommel lijken op enkele details na op de Steenhommel. Toch blijft deze laatste mijn favoriet. De rest zijn enkel wannabees.