walvisjacht





Ooit was het vangen van een walvis van levensbelang voor lokale gemeenschappen in de koudere regionen van onze planeet. Het vangen van een walvis was toentertijd ook een ongemeend gevaarlijke onderneming. Men liet het dan ook wel uit het hoofd om meer walvis te vangen dan men echt nodig had voor eigen consumptie en wat bijproducten waar ruilhandel mee gedreven kon worden.
Schepen en vangmethoden verbeterden echter na de industriële revolutie, waardoor het vangen van een walvis vele malen makkelijker was, veel meer avontuurlijk dan echt gevaarlijk. Dit maakte de weg vrij voor een grotere walvisvangst dan nodig voor lokale behoefte. Walvistraan, baleinen (voor korsetten) en bijvoorbeeld walvisbraaksel als basis voor parfum werden echte walvis-producten waar ook nog eens veel vraag naar was ook.  De walvissen werden hierdoor zo bejaagd dat ze uitgestorven zouden zijn, maar dat gebeurde niet. Al rond 1670 waren rond de Noordpool zo weinig walvissen dat de schepen moesten uitwijken naar andere gebieden. De walvisjacht rond de Noordpool werd commercieel gezien te duur en verlegde zich uiteindelijk naar de zuidpool.
De walvisjacht nam geleidelijk af, maar kende zowel na de eerste als na de tweede wereldoorlog een flinke opleving omdat er aan veel grondstoffen (vooral oliën en vetten) een tekort was. In 1946 was men er echter van doordrongen dat de hoeveelheid walvissen niet oneindig was en werden er quota tussen de landen afgesproken. In 1983 was men er van doordrongen dat ook quota de walvis niet voor uitsterven zouden behoeden. Enkel jacht vanuit wetenschap en traditionele jacht wordt vanaf dan nog toegestaan. De Noren en IJslanders trekken zich niets van de regels aan en jagen nog steeds, de Japanners jaagden jarenlang in naam van de wetenschap, maar ook dit is als het goed is tot een einde gekomen.
Gelukkig hebben we vandaag de dag geen walvis nodig voor een luxe paraplu of een dirigeerstok met een lekkere zwiep. Walvistraan wordt al lang niet meer als olie van de straatlantaarn gebruikt, laat staan als basis voor margarine. We moeten de walvis dus gewoon met rust laten. Kunnen we ook nog tot het einde van onze beschaving onze kinderen lekker het bed in blijven Jonassen.

Olmeekse hoofden





Diep in de moerassige jungle van Tabasco ontdekte José Melgar in 1862 een hoofd. Geen armen, geen lijf en zelfs geen nek werden gevonden. Enkel een heel groot, stenen hoofd van een Olmeekse stijder, zover was wel duidelijk, maar wie hadden dit gigantische hoofd gemaakt en waarvoor diende het? Het was onbekend en José Melgar zelf was trouwens op zoek naar olie in het oerwoud en niet naar een onbekende beschaving. Zijn ontdekking werd dan ook pas in 1896 op waarde geschat toen men al wat meer van de Olmeekse cultuur had gevonden.
In de vele jaren na de eerste vondst werden meerdere hoofden gevonden, in totaal 18 stuks. De geleerden zijn er redelijk over eens dat de hoofden waarschijnlijk portretten van Olmeekse heersers of belangrijke krijgers zijn geweest*, maar hoe ze op hun plek zijn gezet is nog een groot raadsel. Wellicht is dat op te lossen samen met de raadsels rond de beelden van Paaseiland en de piramides in Egypte. De koppen zijn namelijk tot ruim honderd kilometer verplaatst vanuit een steengroeve naar de huidige plekken. Het is grappig om te bedenken dat dit wellicht gedaan is met een techniek die nu volledig verloren is en die helemaal niet past bij de voorstelling die sommige archeologen hebben van de middelen die onze voorouders tot hun beschikking hadden. En dat voor een beschaving die ruim 1000 voor het jaar nul dit alles maakte. De Olmeekse hoofden houden in ieder geval hun kop er over dicht.

* er zijn echter ook mensen die vermoeden dat het de beroemde spelers voor moesten stellen van een balspel wat destijds net zo populair moet zijn geweest als het huidige voetbal.


De messen van Antoine Van Loocke






Antoine van Loocke (voorheen tuinman en beeldhouwer) is een autodidactisch messenmaker van groots formaat. Jaren geleden begon hij met het maken van zijn unieke messen. Eerst in de houtstoof van zijn keuken en later in een krap bemeten werkplaats waar hij met de materialen stoeide en prutste tot hij een mes kon maken. Voor de lemmetten van zijn messen gebruikt hij geen nieuw staal, maar de roestige restanten van afgedankte patattenschellers die hij een nieuw leven geeft. Voor de handvatten van zijn messen gebruikt hij een veelheid aan materialen die ieder exemplaar uniek maakt. Antoine smeed zijn messen op een meesterlijke en ambachtelijke wijze waarbij de schoonheid ‘m zit in de soberheid en ongecompliceerde verfijning van zijn werk. Je zal je aardappels er niet beter mee kunnen schillen, maar met een mes van deze kunstenaar wordt het in ieder geval een prettige bezigheid.

The grand Budapest Hotel





Ik beloof plechtig geen reclame te maken voor de nieuwe film van Wes Anderson. De film heet The grand Budapest Hotel en ondanks dat ik de hele film nog niet gezien heb lijkt het me en is een regelrechte aanrader (mijn excuses voor de reclame). Ik kan het weten want ik heb de film gezien. Echt heerlijk! Voor diegene die wel houden van kolderieke, gestoorde films gedrenkt in een appetijtelijke filmische saus en gesitueerd in een bijzondere omgeving; zij zouden zich zomaar kunnen bedenken om deze film te gaan zien (wederom mijn excuses).

Om tot de bodem van mijn verhaal te komen: Maak nu je eigen Courtesan. Ter verduidelijking; Nee niet een of andere kortgerokte minnares, maar een soort gevulde soesjes. Hieronder het filmpje met de beschrijving.


Tot slot: ondanks dat ik geen reclame wil maken voor de The grand Budapest Hotel hierbij toch maar de link naar hun website: http://www.grandbudapesthotel.com/


p.s: Je kunt natuurlijk ook een van de andere films van Wes Anderson bekijken zoals het beeldschone Moonrise Kingdom. Maar dat is geheel aan u.

Brian Booker





Brian Booker is een echte verzamelkunstenaar. Wat hij bijeenscharrelt gebruikt hij voor zijn kunstige collages, die zowel modern als ouderwets ogen. Het maakt deze curieuze kunst een streling voor het oog.

Meer kunst van Brian Booker op: http://brianbooker.com/artwork



kanarie in de kolenmijn





Kanaries en kolenmijnen zijn een bijzondere combinatie. In vroeger tijden namen de mijnwerkers kanaries mee om te waarschuwen voor brandbaar mijngas (methaangas) en giftig koolstofmonoxide gas. De kanaries gingen namelijk al bij kleine concentraties van het gas van hun stokje. Omdat mijngas lichter is dan lucht hingen ze het kooitje van de kanarie aan het plafond van de galerij waar ze aan het werk waren. Kwam het dodelijke gas vrij tijdens de winning van de kolen dan stierf de kanarie, maar hadden de mijnwerkers nog een korte tijd om zich uit de voeten te maken voordat de zaak ontplofte (In eerste instantie gebruikten ze lampen met een onbedekte vlam), dan wel dat de koolstofmonoxide hen verstikte. Zonder de kanaries zouden er in de mijnen veel meer slachtoffers zijn gevallen. Dit laatste en het feit dat een zingende kanarie ook een prettig gezelschap zal zijn geweest in de verder pikdonkere mijn, maakte dat zelfs de geharde steenhouwers zich konden hechten aan 'hun' kanarie. Een aandoenlijk  bewijs is deze kanarie, genaamd Little Joe, die maar liefst drie jaar lang zijn bijzondere werk voor de de kolen kappende arbeiders uitvoerde. Op 3 november 1875 liet hij het leven, tot groot verdriet van die keiharde werkers. Hoe grof en onbehouwen ze ook ooit afgeschilderd worden, ze hadden een groot hart voor een klein vogeltje.

Related Posts with Thumbnails