Eindelijk zijn we eens niet in het bedompte rariteitenkabinet, maar in de tuin. Het is 1578 en een heerlijke zomerse dag in Frankrijk. Een gezette welgestelde Franse heer van adellijke afkomst "werkt" in de tuin. Nou ja, hij is zo rijk dat hij uit pure verveling tuinieren als opzichtige hobby heeft. Ik zeg met opzet opzichtig omdat de beste man tuingereedschap heeft dat bestaat uit zeer verfijnd gesmeed materiaal, deels verguld en overdadig gedecoreerd. Een groot deel van het tuingereedschap is gegraveerd met natuurlijke motieven zoals fruit en vis zodat de eigenaar zich helemaal in de tuin voelt. Als kers op de taart zijn de handvatten ingelegd met paarlemoer. Het is duidelijk dat de tuinman van deze adellijke heer als vanzelfsprekend niet in de buurt komt van dergelijk gereedschap. En wat doet de heer des huizes zelf met het gereedschap? Nou niet erg veel. Met een snoeimes in de hand zal hij waarschijnlijk nagedacht hebben over het mens zijn, het leven op aarde, de rol van God en uiteraard die van de natuur. Dat was namelijk een gebruikelijk tijdverdrijf in de Renaissance. Na gedane hersenarbeid en een pronkerig wandelingetje met z'n dure tuinspeelgoed was er natuurlijk nog wel tijd om zelfbewust een roos te knippen voor in zijn comfortabele werkkamer (of voor z'n maƮtresse).