magnetisme

Al ver voor onze jaartelling ontdekte men dat magnetietkristallen elkaar aantrekken of afstoten. Dit verschijnsel wordt magnetisme genoemd. Verantwoordelijk voor het magnetisme van magnetiet is het ijzer dat er in zit. Veel ijzerlegeringen vertonen magnetisme. Naast ijzer vertonen ook nikkel, kobalt en gadolinium magnetische eigenschappen. Als het magnetische effect groot is spreek je van een magneet. Alle magneten hebben twee polen die de noordpool en de zuidpool worden genoemd. Gelijke polen stoten elkaar af en ongelijke trekken elkaar aan.
Magneten worden gemaakt door een bak vloeibaar metaal (vaak een legering van ijzer, nikkel en kobalt)  in het midden van een zware stroomspoel te plaatsen. Die spoel wordt onder een enorme stroomsterkte gezet waardoor een zeer sterk magnetisch veld ontstaat. Daardoor wordt het in de bak aanwezige vloeibare metaal ook magnetisch. Het vloeibare metaal wordt zeer snel afgekoeld en blijft dan permanent magnetisch. Omdat het een legering met ijzer is roest het niet door zoals gewoon ijzer wel doet.
Zeer sterke magneten worden gemaakt met exotische elementen zoals Samarium en Neodymium. Deze magneten zijn zo sterk dat je ze niet meer van een plaat ijzer kunt verwijderen als ze eenmaal vastzitten. Door hun grote magnetische veld zijn ze in staat om harde schijven van computers of de chip uit je pinpas te vernietigen. Ze zijn echter ook heel bros. Wanneer er twee op elkaar botsen vergruizen ze elkaar.

Een ijzerlegering kan magnetisch gemaakt worden, maar er zijn ook omstandigheden waarbij de magnetische eigenschap afneemt of verdwijnt. Zo geeft iedere magneet een klein deel van z’n magnetische kracht af aan hetgeen er door aangetrokken wordt. Deze dingen worden ook een heel klein beetje magnetisch. Het magnetische veld van de magneet neemt echter een klein beetje af. Sneller gaat het bij verhitting. Boven een bepaalde temperatuur neemt de magnetische kracht sterk af en raakt een magneet gedemagnetiseerd. Ook schijnt het hard stoten van een magneet de magnetische kracht te kunnen breken. Daarmee stoot een magneet zich maar eenmaal aan dezelfde steen.

Paul Ekman: gezichtsexpressies





Emoties tonen we met ons lichaam en vooral met ons gezicht. Paul Ekman, een psycholoog, werd wereldberoemd doordat hij emoties koppelde aan gezichtsuitdrukkingen. In het boek "de verzamelde werken van T.S. Spivet" beschrijft de hoofdpersoon op een gegeven moment de gezichtsuitdrukkingen van zijn familieleden aan de hand van de door Ekman verzonnen gezichtscoderingssysteem. Met dat systeem zijn alle gezichtsuitdrukkingen en de bijbehorende emoties samen te stellen. Ekman onderscheid zes basis emoties, namelijk: boosheid, walging, angst, geluk, verdriet en verrassing. Later kwam hij nog met afgeleidde emoties zoals bijvoorbeeld tevredenheid, schuld, verlegenheid en opwinding. Ekman werkt nog steeds aan het ontrafelen van de wondelijke wereld van onze emoties.


Tumbleweed




De westernheld komt aan in een door alles en iedereen verlaten dorp. Hij kijkt links.... Zijn oog valt op de uitgebrande bank en de saloon waarvan een van de klapdeurtjes scheef hangt. Hij kijkt rechts.....Een uithangbord klappert. Zijn blik is ondoorgrondelijk en serieus. Een zweetdruppeltje valt van de held z'n gezicht en ploft op de grond. De wind waait en jaagt zand en bolvormig struikgewas door de stoffige straat. Zie daar; het Tumbleweed.

Tumbleweed is een onkruid dat eigenlijk niet in het wilde westen voorkwam, maar er als verstekeling terecht kwam. Het struikgewas groeit in eerste instantie gewoon met wortels in de grond. Als de plant groot is sterft ze af en breekt ze los van haar wortels. De zaden van het kruid worden al botsend en rollend verspreid. In sommige gebieden heeft de verspreiding van Tumbleweed een groteske vorm aangenomen en kun je met recht spreken van een rollenbolderende plaag. Kijk maar eens naar deze video.

voetschimmel




Schimmels groeien op de meest vreemde plaatsen. Als er wat warmte, vocht en voeding aanwezig zijn pakken ze hun kans. Zo ontstaat ook voetschimmel. De schimmels komen bij mensen voor (kalknagels) maar ook bijvoorbeeld bij paarden. Paarden in een modderige weide met hoeven waarvan het onderhoud achterstallig is hebben er over het algemeen meer last van dan paarden met netjes verzorgde hoeven in een droge stal. Toch kan ook zo'n paard de schimmelinfectie oplopen als bij het bekappen met besmet materiaal wordt gewerkt. De schimmels komen in drie geslachten voor en vormen samen de dermatofyten, wat vrij vertaald huidplanten betekent. De schimmel dringt door via scheurtjes, oude nagelgaten en brokkelige hoeven. De schimmel leeft als een parasiet op de hoef waardoor deze steeds een beetje verder verzwakt en uiteindelijk wit uitslaat. Daardoor kan er eerder letsel optreden en haalt het paard dus niet bepaald een wit voetje.






geld stinkt niet



Pecunia non olet of "geld stinkt niet" wisten de Oude Romeinen al te vertellen. Deze uitspraak wordt aan Keizer Vespasianus (9-79 na Christus) toegeschreven naar aanleiding van zijn nieuwe belasting op urine.

Urine werd gebruikt als ontvettend middel door leerlooiers. Urine bevat ammoniak, een stof die ondanks de nare geur wel heel goed schoonmaakt. Overal in Rome werden openbare urinoirs ingericht. Aan herbergen en op straathoeken stonden grote voorraadpotten waarin men vrijelijk kon plassen. Arme drommels konden een beetje geld maken door hun eigen urine te verkopen. Door de stijgende vraag ontstond al gauw een lucratief maar stinkend handeltje.


Het verhaal gaat dat Vespasianus" zoon Titus kritiek had geuit op het feit dat zijn vader een nieuwe belasting had ingevoerd op de openbare urinoirs. Daarop pakte de keizer het geheven belastinggeld, duwde het zijn zoon onder de neus en vroeg of het geld stonk. Nee, zei die. Toch komt het van de urinoirs, zei de keizer.



 

Related Posts with Thumbnails