Bombus lapidarius: Steenhommel

De steenhommel , of op z'n sjiek Bombus lapidarius is een opvallende hommel die algemeen voorkomt. De vrouwtjes van de steenhommel zijn op het eind van het achterlijf na bijna helemaal zijdeachtig zwart behaard. Nu is dat bij dames van de  menselijke soort niet echt aantrekkelijk, laat staan dat het eind van het achterlijf helderrood gekleurd is. Bij de Steenhommel-vrouwtjes staat het echter erg sjiek. Een couturier zou zeggen "Dressed, but not overdressed". De Steenhommel-heer heeft naast een zwart pak en een rode kont ook nog een brede kraag,  een lichtgele snuit en vaak een lichtgele band over het borststuk. Dat maakt ze meteen een heel stuk meer gewoon hommel-achtig dan hun vrouwelijke partners die het niet zo bont maken.

Zoals een goede heer of dame beaamt steekt de Steenhommel zijn tong niet al te ver uit. De Steenhommel is wat je kunt zeggen een echte allesproever die eet wat het seizoen hem voorsschotelt, zolang het maar nectar is. In het vroege voorjaar is dat voornamelijk wilg en Klein hoefblad. In de ontluikende lente zijn de paardenbloemen aan de beurt en in de zomer is deze bijzonder mooie verschijning verslingert aan een bont smaakpallet van Witte dovenetel, Zenegroen, Hondsdraf, Witte klaver, Koolzaad en alerhande distels. Zo houden ze het wel tot oktober uit. De late herfst en de winter worden doorgebracht in hun nest dat kan bestaan uit een oud verbouwd  muizen- of vogelnest, maar ook net zo goed in een muurspleet of onder de grond gevestig kan zijn. De Weidehommel en de Grashommel lijken op enkele details na op de Steenhommel. Toch blijft deze laatste mijn favoriet. De rest zijn enkel wannabees.

kasteel het Haar Haarzuilens

Kasteel de Haar is een kasteel bij het dorpje Haarzuilens en het grootste kasteel van Nederland. Oorspronkelijk was het kasteel in het bezit van de familie De Haar en in 1449 kwam het in het bezit van de familie Van Zuylen. De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1391. Destijds bestond het kasteel uit niet meer dan een versterkte woning in een donjon. In de loop van de jaren werd het kasteel telkens hersteld en uitgebreid totdat de laatste bewoner overleed. Vanaf dat moment raakte het kasteel in verval, en restte er weinig meer dan een ruïne. Tot 1890, toen kwam het kasteel namelijk in handen van Etienne Baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar. Een hele mond vol. Hij was getrouwd met barones Hélène de Rothschild, een erfgename uit de familie van rijke bankiers De Rothschild. Met haar bruidsschat was Baron van Zuylen in staat om het kasteel opnieuw te laten herrijzen. Voor de restauratie van het sprookjeskasteel werd de beroemde architect Pierre Cuypers ingeschakeld. Steeds werden er weer nieuwe aanpassingen bedacht zodat Cuypers er uiteindelijk 20 jaar mee bezig zou zijn (vanaf 1892 tot 1912). Het resultaat is er dan ook naar. Het kasteel is ontworpen naar een niet bestaand ideaalbeeld van een middeleeuws kasteel in neogotische stijl. Het heeft 200 kamers en 30 badkamers die allen voorzien zijn van de meest moderne snufjes, zoals elektrische verlichting met een eigen generator en centrale verwarming met behulp van stoom. Het interieur van het kasteel is voorzien van rijk houtsnijwerk, dat doet denken aan het interieur van een kerk. De keuken was voor die periode eveneens zeer modern en heeft een enorme collectie koperen potten en pannen en een dito fornuis van ongeveer 6 meter lang, dat met turf of kolen werd gestookt. Alles in het kasteel een overtreffende trap van luxe. Bij het officiële openingsdiner werd er bijvoorbeeld een miniatuur van het kasteel in suikerwerk boven op het toetje geserveerd. Een miniatuur met een doorsnede van ruim een meter. Als het over Kasteel de Haar gaat is spreken in superlatieven eigenlijk niet te voorkomen. Maar leverde deze overdadige luxe nu ook geluk op? Nee. Zo zag Hélène door haar huwelijk met een katholieke man, haar moeder nooit meer. Niet iets om vrolijk van te worden. Etienne en Hélène hebben het kasteel trouwens nooit permanent bewoond. Zij verbleven één maand per jaar op kasteel De Haar en de rest van het jaar ergens anders. Het kasteel diende dus eigenlijk aleen als buitensporig luxe buitenhuis. In het interieur maakte Cuypers veel gebruik van gietijzer. Wellicht was dat net iets te veel van het goede. Er zijn bronnen die dit zware materiaal de schuld geven van het langzaam wegzakken van het kasteel. Overdaad schaad.

Bloemenkinderen

In de Omo vallei in Ethiopië zijn nog stammen waar de creaties van moeder natuur de feestmode beheersen. Met decoraties van exotische bloemen, veren, grassen en kalebassen worden hoofden bekroond en gezichten omkranst. Frivole lichaamsbeschilderingen in heldere aardetinten maken het geheel compleet. Deze mensen vieren het leven met al wat het te geven heeft. Hans Silvester legde dit plezier in het leven vast in indrukwekkende en ontwapenende beelden. Het leven is gewoon fantastisch!

Bekijk hier een selectie uit het werk van Hans Silvester. En hier nog meer...

Geplette lentebodes




Linneaus had er een, Charles Darwin en ook Jac P. Thijssen had een uitgebreid exemplaar. Een Herbarium. Eigenlijk alle natuuronderzoekers, struiners en verzamelaars van natuurvondsten zouden er een moeten hebben. Herbaria bestaan uit planten die gedroogd en daarna op soortgroep of standplaats geordend opgeplakt zijn. Hoe uitgebreider het herbarium is, hoe waardevoller het is als naslagwerk. Het gaat dan niet enkel om het volume van het aantal soorten. Bij het maken van een herbarium is de documentatie van de vondst en het drogen van de plant van evengroot belang.
Voordat er met het veldwerk gestart kan worden stellen we eerst een goede uitrusting samen. Een mesje om stengels af te snijden, stevige bladen bijeengehouden door een post-elastiek waartussen de vondsten mee naar huis getransporteerd kunnen worden, een goed plantenboek en uiteraard een notitieblok met potlood om alle bijzonderheden te noteren. Je uitrusting kan natuurlijk nog verder uitgebreid worden. Bijvoorbeeld met handschoenen om brandnetels of distels te verzamelen, een fotocamera om zeldzame planten vast te leggen of of een loupe om bloemen te bestuderen.

Nadat alles bijeen gezocht is kun je de velden in en de lanen op. Begin met planten die je al van naam kent en noteer van elke vondst de naam, de vindplaats en de datum. De vindplaats is natuurlijk de plek van de vondst, maar omvat ook zijn omgeving. Standplaatsfactoren als beschaduwing, bodemgesteldheid en hoe de plant groeit (in plakaten of alleen) zijn daarbij van belang. Planten zijn vaak afhankelijk van soortgenoten. Verzamel daarom alleen planten als er meerdere van dezelfde soort bij elkaar staan. De af te snijden planten moeten voor een goed herbarium compleet zijn op de wortels na. Die laat je in ieder geval zitten zodat de plant weer uit kan schieten. Je kunt ze er ook bij tekenen of schilderen zoals de maker van het herbarium hiernaast heeft gedaan. Bij de meeste planten kun je volstaan door een bloeiwijze, een deel van de stengel, een zaaddoos en een blad mee te nemen. Die eikenboom past natuurlijk niet helemaal op dat velletje van je herbarium en teveel bladeren gaan alleen maar dubbel zitten.
Planten die je nog niet van naam kent kun je het beste eerst op naam brengen met behulp van het plantenboek. Zeldzame planten moet je niet verzamelen, maar kun je uiteraard wel fotograferen of nog beter; natekenen. Laat wat zeldzaam is vooral zeldzaam blijven. Da’s nog altijd beter dan een geplette uitgestorven plant in een boek. Verzamelen van planten is een leuke bezigheid, maar vergeet niet op tijd je verzamelde schatten weer mee naar huis te nemen. Een verwelkte plant is namelijk moeilijk mooi te drogen...

Lees hier verder om meer te weten te komen over het droog- en sorteer proces, de documentatie en meer de beste bewaarmethode.

Hornboek

De voorloper van het leesplankje. Dat is dit uiterst zeldzame Hornboek. Het lijkt wel een beetje op een slecht vormgegeven ping pong-batje, maar ze werden in de 18e eeuw toch echt gebruikt in het onderwijs om kinderen lezen te leren. Het waren dan ook ooit veel gebruikte, algemeen voorkomende gebruiksvoorwerpen. Ze bevatten het alfabet in hoofdletters en in kleine letters, met daarbij soms ook nog de cijfers of een gebed.
De naam hornboek is niet zomaar gekozen. Een hornboek werd gemaakt door op een houten ondergrond een blaadje met de handgeschreven of gedrukte letters te bevestigen en dit daarna met een plaatje hoorn en repen leer of metaal vast te zetten. Natuurlijk waren er een boel varianten. Zo werd er ook wel mica gebruikt in plaats van hoorn, werden de letters ook wel eens in het hout uitgesneden of op het plankje geschilderd. Ook waren er hele kleine ivoren hornboekjes die meer weg hadden van spiekbriefjes dan van een leerboek. Het idee bleef echter het zelfde. Het gaatje onderin de steel zat er overigens niet voor niets in. Het hornboek werd met een koord gedragen om de nek of gebonden om het middel. Zoals ook nu nog het geval is zal deze voorloper van het leesplankje voor de ene leerling een zware last om de nek en voor de ander een handig leermiddel zijn geweest.

Related Posts with Thumbnails