hoedenmaker







Als je hoge hoed zegt denkt iedereen aan een hoge zwart glimmende hoed. Maar wat voor een hoed is dat dan? vroeg ik me af. Grote kans dat je denkt aan een zogenaamde Hoge zije, een hoed gemaakt van zwarte zijde. Deze soort hoed komt vanaf 1797 in de mode en beleeft letterlijk zijn hoogtepunt (tot wel meer dan 20cm) rond 1850. De Hoge Zije werd gemaakt van kaasdoek, linnen, molton en schellak. Met diverse modellen strijkijzers werd om een vijfdelige houten mal, de schellak in het linnen gebakken en overtrokken met een zwarte zijden pluche. Er waren zeer exclusieve modellen, waaronder bijvoorbeeld een stijlvol model met een binnenrand van slangenleer. Zoals met alle mode was de hoge hoed aan verandering onderhevig. Werden de rechte hoeden eerst nog hoger en hoger tot ware kachelpijpen, later werden ze weer lager en een beetje getailleerd. Maar even terug naar de eerste hoge hoeden. 


De eerste hoge hoeden uit de 16e eeuw waren van een heel ander slag. Het materiaal dat voor deze eerste generatie hoge hoeden werd gebruikt was vilt gemaakt uit beverbont. Aangezien de Latijnse naam voor de bever Castor Fiber is werden de hoeden Kastooren genoemd. Veel meer dan tegenwoordig besteedden mannen hun tijd in de buitenlucht, waardoor hun hoed goed bestand moest zijn tegen alle natte elementen van het weer. Het belangrijkste aan een goede hoed was dat hij zacht aanvoelt, door overmatige lijm niet te hard is, geen water opzuigt en daarnaast schoon en duurzaam zwart is. De waterdichte eigenschappen van beverpels waren ideaal voor het maken van dergelijke stijlvolle hoeden. Er is niet heel veel bekend over de samenstelling van een Kastoor-hoed. Het weinige dat ik heb kunnen vinden komt uit het boek “volledige verhandeling der manufaktuuren en fabrieken” door Johan Hendrik Gottlob van Usti uit 1782 (en later door een kritische hoogleraar voorzien van menig scherpe voetnoot), vertaald uit het hoogduits en gedrukt in Utrecht. Het blijkt dat er hoeden bestonden die geheel uit bevervilt waren gemaakt, maar dat het maken van dergelijke hoeden een hele toer was omdat je niet zo maar van beverhaar vilt kon maken. Het leuke van het boek is dat in de voetnoten deze bewering wordt tegengesproken. Onze kritische hoogleeraar tekent aan dat je makkelijk vilt van beverhaar maakt, maar dat dit niet gedaan wordt omdat het te duur is. Aangezien het boek uit de nadagen van de Kastooren stamt kan dit heel goed kloppen. Bevers waren gewoonweg een schaars goed geworden. Verder meldt het boek dat er Heele Kastooren bestaan met veel beverhaar met daarnaast fijne wol van konijnenhaar en hazenhaar, aangevuld met 'Struiswolle' (geen wol van de struisvogel, maar een soort vilt van oostenrijks geitenhaar) en kameelhaar  Er bestonden ook Halve Kastooren met minder beverhaar en Kwart Kastooren zonder zelfs helemaal een enkele beverhaar.

Het bijzondere is dat naast de bever ook zwarte konijnen en mollen genoemd worden als haar dat gebruikt werd voor de hooge hoeden. Het mollenhaar werd zelfs geprefereerd boven de bevervacht. Maar de mens is gemakzuchtig. Ga maar eens mollen vangen. Bovendien heb je er minstens 20 nodig om net zoveel haar te verzamelen als bij één grote bever. Dat de bever niet uitgeroeid werd scheelde nog maar een haartje. Toen er niet meer genoeg bevers gevangen konden worden voor de hoedenproductie werd er naar andere materialen gezocht. De geminimaliseerde beverpopulatie slaakte waarschijnlijk een zucht van verlichting toen zijde als het beste materiaal uit de bus kwam al bleven er nog tot de tweede wereld oorlog bevervilten exemplaren in productie (na de tweede wereldoorlog verdween de hoge hoed uit het straatbeeld).


Related Posts with Thumbnails