Een uil ziet van dichtbij niet erg scherp. Dat is niet zo erg omdat hij des temeer ziet op een afstandje. Anders dan bij zijn medevogels staan de ogen van de uil aan de voorkant van zijn kop. Daardoor kan de uil goed diepte zien en inschatten wat de afstand naar de prooi is. Met ogen werkt het zo dat er pas diepte te zien is als er met twee ogen tegelijk naar iets gekeken wordt. Omdat de ogen van een uil erg groot zijn heeft de uil geen ruimte over in zijn schedel voor oogspieren. Daarom kunnen de ogen van de uil niet bewegen. Hij kijkt altijd star recht vooruit. Om toch de wereld kunnen bekijken heeft de uil een super soepele nek. De wervels in de nek laten de kop ronddraaien, ondersteboven en achterstevoren keren. De uil kan zijn kop ongeveer 180° draaien.
Uilen hebben veel minder licht nodig om goed te kunnen zien, dat komt omdat ze een reflecterende laag achter hun netvlies hebben. Als er dan licht op het gevoelige netvlies van de uil komt stuurt de reflecterende laag het licht terug en daardoor kan hij dan in de nacht vele malen beter zien. Door het reflecteren geven de ogen van een uil een beetje licht. Niet alle uilen hebben dezelfde ogen. Er zijn er met zwartbruine, oranje en gele iris. Er is in het verleden gesuggereerd dat Hoe donkerder het oog hoe later de uil zou jagen. Dit blijkt in de praktijk toch niet helemaal te kloppen. De ogen van een uil worden beschermd door een derde ooglid , het knipvlies. Als hij dit knipvlies dicht doet schuift het vlies horizontaal over het oog en worden stofdeeltjes en vuil van het oog verwijderd. Ook bevochtigd het derde ooglid het oog tijdens de vlucht. Om het oog overdag tegen het felle zonlicht te kunnen beschermen is het knipvlies ook een beetje troebel zodat het licht gefilterd wordt. Zo kan de uil rustig een uiltje knappen.