fabergé eieren






Je hebt eieren en je hebt Fabergé eieren. Het fijne onderscheid is dat je bij Fabergé eieren je jezelf niet hoeft af te vragen wat er eerst was, want er is namelijk geen kip aan te pas gekomen. Fabergé eieren zijn kunstwerkjes zoals je niet veel zal zien (als je er al ooit een te zien krijgt). Met veel juwelen, edelmetalen en gesteenten. Ieder ei heeft zijn eigen naam en geschiedenis. Zo heet dit mooie groene exemplaar het Kelch Apple Blossom Egg of ook wel Jade Egg (ondanks dat het ei niet van jade maar van nefriet gemaakt is). Dit ei werd in 1901 door Fabergé gemaakt voor meneer Kelch die er mevrouw Kelch mee wilde verrassen. Het ei is ongeveer 14 cm lang, 10 cm hoog en staat op pootjes. Maar dan niet zomaar pootjes, nee het zijn rood en groen gouden bloesemtakken in de knop die het ei in de lucht tillen. De bloesems zijn van wit en rozig emaille met als hart een rose diamant. Het is al met al een heel mooi voorbeeld wat er gebeurt als art nouveau en japanse invoeden elkaar vinden in een ontwerp. Nu schijnt het zo te zijn dat het ei niet een op zich zelf staand cadeau bedoelt was, maar ook als verpakking diende voor een ander sieraad dat zijn opwachting maakte op een bedje van fluweel aan de binnenzijde. Wat het was is helaas niet bekend. Het was hoogstwaarschijnlijk ook iets met goud of diamanten.



Het hele circus rondom de juweel-eieren begon in 1885. De Russische Tsaar (de een na laatste) gaf zijn favoriete juwelier Peter Karl Fabergé de opdracht om een paasei-juweel te maken als gift voor zijn vrouw. Dit viel zo goed in de smaak dat het een ware traditie werd. De laatste Tsaar, Alexander III liet zelfs twee eieren per jaar maken door Fabergé, iets wat deze graag deed. In totaal maakte hij met zijn atelier vele eieren die overigens ook door andere zeer rijke personen gekocht werden. Het verhaal gaat dat zelfs de Tsaar niet wist wat voor ei hij zou gaan geven, noch wat voor verrassing het zou bevatten. In totaal zijn er (zover bekend) nog rond de 50 eieren bewaard gebleven. Het atelier van Fabergé werd gesloten na de Russische revolutie (1918) en (op een latere telg na) werden er vervolgens geen Fabergé-eieren meer gemaakt. Dat maakt de bestaande eieren zo kostbaar en uniek dat er nu nog steeds mensen speuren naar de verdwenen exemplaren. Zo werd er in 2001 nog een ei teruggevonden. Het was het laatste, nooit voltooide ei voor de tsarina.


rimpelvingers





Rimpelvingers en rimpelige tenen na het badderen of lekker lang zwemmen heeft iedereen wel eens. “De huid heeft zeker teveel water opgenomen” is lang de redenatie geweest, maar dit blijkt dus niet te kloppen. Dode mensen krijgen (vraag me niet hoe ze hier achter zijn gekomen) geen rimpelhanden. Iets minder luguber, ook lepra patiënten of mensen met een getransplanteerde vinger zijn vrij van rimpelverschijnselen. Nee, het is ons centrale zenuwstelsel dat er voor zorgt dat onze handen aan het rimpelen slaan. De zenuwen laten de bloedvaten in onze vingertoppen vernauwen zodat er rimpels ontstaan. Gemiddeld ontstaan die rimpellingen al na drieënhalve minuut. Met ouwe vrouwtjeshanden tot gevolg. Maar waarom? Meer grip op de natte ondergrond zou zomaar het goede antwoord kunnen zijn. Het blijkt namelijk zo te zijn dat je met rimpelige vingertoppen sneller bent in het grip krijgen op voorwerpen om ze te verplaatsen. Omdat het vlakke oppervlak van de vinger water niet snel afvoert ontstaan de rimpels vooral daar aan de zijkant van de vingers is het bijna nooit rimpelig (tenzij je natuurlijk echt oud vel hebt). De rimpels vormen een soort afvoerkanaaltjes waardoor water sneller afgevoerd kan worden. Het is dus duidelijk dat rimpels in natte omstandigheden voordeel opleveren. In droge omstandigheden geldt dat niet. Dat beantwoord voor mij meteen de vraag waarom we niet altijd met rimpels rondlopen. Samentrekken van huid (want dat is wat er feitelijk gebeurt als de bloedvaten zich vernauwen) kost energie en als het toch niet nuttig is kun je die energie beter aan iets nuttigs besteden. Zoals lekker slapen.

Jónófón






Een Jonofón is een hele basic grammofoonspeler ontworpen door de designer Jón HelgiHólmgeirsson. Het bijzondere ding dat erg doet denken aan zo’n heel ouderwetse  grammofoonspeler met toeter en stokdove  terriër schijnt ook nog te werken ook. Maar hoe dan? Nou, laat ik daar nou net wat informatie over bij elkaar gezocht hebben.

Een grammofoonspeler produceert enkel een fatsoenlijk geluid als draaisnelheid en de druk van de naald op de grammofoonplaat kloppen op ieder moment van afspelen. Anders wordt het maar een wazige warboel. Zo schijnt de aandrijving van de grammofoonspeler niet direct met een motortje te kunnen, maar moet dit via een set van wieltjes of asjes lopen om een gelijkmatige draaisnelheid te krijgen. De naald ( liefst diamant, maar vaker was het een saffieren naald) moet redelijk recht in de groeven lopen. 
Zo wordt beschadiging van de plaat voorkomen en krijg je het beste geluid. Die zelfde naald moet ook niet te zwaar op de plaat rusten. Was bij oude opnamen wat meer druk nodig (>10 gram), een leuke vintage plaat van Alfred Jodocus Kwak speel je met het grootste gemak af met een naalddruk van 4-8 gram. Versterken en klaar is Kees, Jan of wie dan ook. Dat versterken was eerst ook een probleem ( totdat ze het oplosten met magnetisch acacadrabra), vandaar de grote toeter op de grammofoon. De Jonofón is verkrijgbaar in de betere designwinkel. Dit product wordt geleverd exclusief hond.

hoedenmaker







Als je hoge hoed zegt denkt iedereen aan een hoge zwart glimmende hoed. Maar wat voor een hoed is dat dan? vroeg ik me af. Grote kans dat je denkt aan een zogenaamde Hoge zije, een hoed gemaakt van zwarte zijde. Deze soort hoed komt vanaf 1797 in de mode en beleeft letterlijk zijn hoogtepunt (tot wel meer dan 20cm) rond 1850. De Hoge Zije werd gemaakt van kaasdoek, linnen, molton en schellak. Met diverse modellen strijkijzers werd om een vijfdelige houten mal, de schellak in het linnen gebakken en overtrokken met een zwarte zijden pluche. Er waren zeer exclusieve modellen, waaronder bijvoorbeeld een stijlvol model met een binnenrand van slangenleer. Zoals met alle mode was de hoge hoed aan verandering onderhevig. Werden de rechte hoeden eerst nog hoger en hoger tot ware kachelpijpen, later werden ze weer lager en een beetje getailleerd. Maar even terug naar de eerste hoge hoeden. 


De eerste hoge hoeden uit de 16e eeuw waren van een heel ander slag. Het materiaal dat voor deze eerste generatie hoge hoeden werd gebruikt was vilt gemaakt uit beverbont. Aangezien de Latijnse naam voor de bever Castor Fiber is werden de hoeden Kastooren genoemd. Veel meer dan tegenwoordig besteedden mannen hun tijd in de buitenlucht, waardoor hun hoed goed bestand moest zijn tegen alle natte elementen van het weer. Het belangrijkste aan een goede hoed was dat hij zacht aanvoelt, door overmatige lijm niet te hard is, geen water opzuigt en daarnaast schoon en duurzaam zwart is. De waterdichte eigenschappen van beverpels waren ideaal voor het maken van dergelijke stijlvolle hoeden. Er is niet heel veel bekend over de samenstelling van een Kastoor-hoed. Het weinige dat ik heb kunnen vinden komt uit het boek “volledige verhandeling der manufaktuuren en fabrieken” door Johan Hendrik Gottlob van Usti uit 1782 (en later door een kritische hoogleraar voorzien van menig scherpe voetnoot), vertaald uit het hoogduits en gedrukt in Utrecht. Het blijkt dat er hoeden bestonden die geheel uit bevervilt waren gemaakt, maar dat het maken van dergelijke hoeden een hele toer was omdat je niet zo maar van beverhaar vilt kon maken. Het leuke van het boek is dat in de voetnoten deze bewering wordt tegengesproken. Onze kritische hoogleeraar tekent aan dat je makkelijk vilt van beverhaar maakt, maar dat dit niet gedaan wordt omdat het te duur is. Aangezien het boek uit de nadagen van de Kastooren stamt kan dit heel goed kloppen. Bevers waren gewoonweg een schaars goed geworden. Verder meldt het boek dat er Heele Kastooren bestaan met veel beverhaar met daarnaast fijne wol van konijnenhaar en hazenhaar, aangevuld met 'Struiswolle' (geen wol van de struisvogel, maar een soort vilt van oostenrijks geitenhaar) en kameelhaar  Er bestonden ook Halve Kastooren met minder beverhaar en Kwart Kastooren zonder zelfs helemaal een enkele beverhaar.

Het bijzondere is dat naast de bever ook zwarte konijnen en mollen genoemd worden als haar dat gebruikt werd voor de hooge hoeden. Het mollenhaar werd zelfs geprefereerd boven de bevervacht. Maar de mens is gemakzuchtig. Ga maar eens mollen vangen. Bovendien heb je er minstens 20 nodig om net zoveel haar te verzamelen als bij één grote bever. Dat de bever niet uitgeroeid werd scheelde nog maar een haartje. Toen er niet meer genoeg bevers gevangen konden worden voor de hoedenproductie werd er naar andere materialen gezocht. De geminimaliseerde beverpopulatie slaakte waarschijnlijk een zucht van verlichting toen zijde als het beste materiaal uit de bus kwam al bleven er nog tot de tweede wereld oorlog bevervilten exemplaren in productie (na de tweede wereldoorlog verdween de hoge hoed uit het straatbeeld).


Het klinkt groen






Ooit van een letter-kleursynestheet gehoord? Nou ik niet (tot een tijdje terug). Een letter-kleursynestheet ziet of voelt kleuren bij letters. Heel maf. Maar het kan nog gekker. Er zijn ook synestheten die bij geuren kleuren zien of muziek kunnen proeven. Eigenlijk is het een onwillekeurige neurologische aandoening, waarbij de zintuigen met elkaar ‘mengen’, maar zolang het niet storend is kun je het ook een gave noemen. 

Onderzoekers kwamen er achter dat bij ongeveer twee tot vier procent van de bevolking het hersengebied dat het zicht verwerkt, de zogenaamde visuele cortex, overactief is. Er is gesuggereerd dat kleine kinderen bijna allemaal synestheet zijn. De gebieden in de hersenschors waar informatie van de zintuigen verwerkt wordt zijn bij pasgeborenen onderling verbonden, en dan ook nog eens met veel meer verbindingen dan een volwassen persoon normaliter heeft. Een paar maanden na de geboorte verdwijnen er verbindingen en komen de zintuigen meer op zich zelf te staan. Hierdoor verdwijnt de synesthesie verdwijnt. Slechts bij een enkeling behoudt de bijzondere gemixte waarneming en waarbij alle zintuiglijke indrukken op een grote hoop gegooid worden.Jammer voor de rest van de mensheid. zij moeten eerst zwaar aan de drugs voordat een witte pingpongbal in je hand ook naar een beetje naar mandarijntjes ruikt.

Related Posts with Thumbnails