vogelnestjes soep
Eerst maar het traditionele beeld. De zwaluwen nestelen o.a. in de grotten van Niah en in de grotten van Koh Phi Phi Ley en gebruiken hun speeksel als cement voor hun van plantenmateriaal gemaakte nest. Het speeksel komt uit speekselklieren onder de tong. De nesten worden met de nodige waaghalzerij geoogst door ze van het plafond van de grotten af te steken. Maar dat is het waard. De plantaardige delen van het nest worden daarna voorzichtig verwijderd. Het spul dat overschiet wordt gekookt in bouillon en deze zachte, smakeloze spuugslierten worden vervolgens voor veel geld in dure restaurants geserveerd als lustopwekkend middel. De vogelnestjes hebben de naam de mannelijke seksuele appetijt op te drijven, je vermagert ervan, het versterkt de immuniteit en het is een verjongingsmiddel. Vogelnestjessoep om van te smullen dus! O ja, er gaan ruim 100 nesten in één kilo vogelnestspuug. Onthoud dat even.
Maar ja daar bleef het dus niet bij. De klipzwaluw heeft na eeuwen de mens ontdekt. Toen in 1997 een aantal zwaluwen zich vestigden in een duistere bovenverdieping van een huisje in Pak Phanang begon het begin van een vreemd verschijnsel. De zwaluwen bleven omdat het van insecten vergeven mangrovebos zo veel dichter in de buurt was. Toen mensen lucht van kregen van de vestiging van de zwaluwen was een lucratieve handel geboren en werden er in het dorp overal voorzieningen getroffen. Vijfhonderd mensen verhuisden en er werden zelfs speciale vogelappartementen uit de grond gestampt voor een fiks bedrag. Donker, vochtig, hoog, koel en somber moet het er zijn. Net zoals in een grot. Met vogelgeluiden worden de “gasten” gelokt. Deze gasten moeten echter wel om de zoveel tijd hun eigen, bijeen gekweelde, nest afstaan om te mogen blijven. De oogst kan oplopen tot 20 kilo per maand. Dat zijn dus 24.000 nesten per jaar uit één gebouw met vogelappartementen en er staan er meer dan driehonderd. Als die berekening echt klopt dan lijkt me dat meer dan voldoende om de lusteloosheid van een hele natie te bestrijden.
Giant
Het is een reuze leuk gezicht, zo'n bizar grote, in kalklijnen uitgezette reuzenfiguur op een heuvel bij Cerne in Engeland. Maar wie kwam op het idee om deze figuur zo buitenproportioneel groot uit de heuvel te graven? Uiteraard is er een legende die verhaalt over een heuse reus. Deze Deense bruut zou in het dorpje een heuvel hebben uitgezocht om de nacht door te brengen waarna de bewoners hem onthoofden. Leuk, maar de afbeelding van de reus is niet zó oud. De meest logische verklaring van het ontstaan van de reus is de Heracles-variant. Het verhaal gaat dat het een levensgrootte uitdaging, oftewel een reuze lange neus was aan het adres van Oliver Cromwell, ook wel de "Heracles van Engeland" genoemd. Deze beruchte staatsman was na de Engelse burgeroorlog enige tijd (1653-1658) aleenheerser over Engeland en Schotland. Denzil Holles, landeigenaar van onder andere het dorpje Cerne, was zijn meest fervente tegenstander. Hij was dan waarschijnlijk ook degene die zijn manschappen opdracht gaf voor de reuzecreatie. Oliver Cromwell was overigens zo "geliefd " bij zijn onderdanen dat hij in 1661 nog postuum werd geëxecuteerd voor z'n misdaden. De reus werd er niet warm of koud van. Nou, ja hij zag er altijd al een beetje opgewonden uit, maar het schijnt dat bij herstelwerkzaamheden z'n fallus nog groter gemaakt is dan ie al was. Datzelfde symbool stond uiteraard aan de wieg van vele kinderen in Cerne, wat uiteraard deel is van de vorming van de vele verhalen rond de reus. Meerdere stelletjes zouden een gigantisch leuke tijd hebben gehad daarboven op de heuvel. Het hoe of wat de reus nu echt hiermee te maken heeft blijft in dit geval in het midden.
het temmen van het Ros Beijaard
Ic weet u een paert ende hiet Beiaert, dat heeft die cracht van ix orssen ende staet in een starcke toren, dair en darf niemant biden orsse comen overmits sijn quaetheit: dese Volbeiert is van een dromedrarius gecomen, het is so snel van lopen, al wairt dat een sparwer eerst wt zijnre muten quame ende so neder vloge dat die geen de op Beyaert sate hem reiken mochte, hi soude die sparwer sijn vederen corten al vliegende.’ Doe Reinout sijn vader dus hoirde prisen seide hi al lachende: ‘Vader, dat waer wel mijn paert.’ Doe sprac de edele grave Aymyn tot sijn soen: ‘Reinout, doet u wapen an u lichaem, dat rade ic u voirwair, want het is soe vreselic, ten laet hem niemant genaken. ende hevet een vreselic gebijt want het bijt stenen ghelic ander orssen hoy biten.’ Doe sprac Reinout de onvervairde: ‘Sal ic mi wapenen tegen een paert, het waer scande, wiet hoerde of sage, heren of ioncfrouwen.’ Doe sprac Aymijn: ‘Sone ic rade u dat gi u wapent want tors is groot fel ende starc.’ Als Reinout die woerden hoirde van sijn vader wapende hi hem in zijn volle hernas of hi ten stride gaen soude. Ende nam in sijn hant een stoc van een vame lanc ende ginc daer tors was; hem volgede veel ridders. ende ioncfrouwen om taensien hoet mit Reinout vergaen soude, sijn vader ende moeder volgeden mede, somwijlen lagen de ridders ende ioncfrouwen op ten muer. want si grote begeerte hadden te sien wat aventuere datter geschien sal. Doe hiet Aymijn datmen de stal ontslote ende seide tot Reinout: ‘Soen, dwinct dat orsse, ic salt di noch geven.’ Mit dien dat Aymijn de woerden tot Reynout sprac trat hi in die stal; als hi in was, sloet men de doere toe. Doe sach Reinout dat ors voer hem staen; dat ors sloech Reynout met een voet, daer hi stont, voer sijn hoeft dat hi al verdoeft viel ter aerden ende lach lange eer hi bequam. Vrou Aye dit siende, riep met groter haesten ende wranc haer handen seggende: ‘Eylacen, mijn kint is doot.’ Doe sprac de edele grave Amyn: ‘Soene, dwinct het ors, ic gevet di want icx niemant bet en gan dan u.’ Die edele vrou Aye riep seer iammerlic: ‘Aylacen, hi is doot: siet wair hi leit.’ Aymijn sprac: ‘Swijcht vrou, is hi van minen bloede ende heb ic hem gewonnen, gi en dort niet twifelen hi en sals wel genesen.’ Onderdes bequam Reynout ende scaemde hem dat hi daer lach; hi hevet sinen stoc verheven ende meende Beyaert dair mede ter neder te slaen, des hem Beyaert benam ende nam Reinout in sinen mont bi den halsberch de hi scoirde ende werp Reynout voer hem inder crebben. Reinout sloech weder op Beyaert ende Beiaert werp Reinout op de aerde: had Reynout van scanden mogen doen, hi hadde wten stalle gelopen. Doe nam Reinout Beyaert bi den hals ende hieltet manlic ende sloeget ros mit vuysten. Aldus wrastelende vocht hi lange tegen Beyaert, als nu boven als nu onder vechtende, creech hi hem den breidel inden mont ende sprancker op mit twe scarpe sporen, doe deed men de staldore wide open. Ende elc de vloech op hoechten om te sien den loep ende sprongen van Volbeyert. Als Reinout met Beiaert quam optrume, gaf hi hem die sporen ende den toem ende satter op of hijer wt gewassen hadde geweest. Beiert was groet, starc ende snel ende droech Reinout over twe wide graften mit een spronc: elc graft was wel xl voet wijt. Aldus reet Reinout een lange stont wech ende weder dat hi mode was ende dat ros Beiert was seer besweet ende bloede vanden spoerslagen die hem Reynout gegeven had: doe bete Reynout die degen vanden orsse ende dwoecht vanden bloede. Die vrouwen ende ioncfrouwen quamen vander muer om Beiert te sien, doe sprac de coene wigant: ‘Dit ors en gave ic om geen goet.’ Beiaert stont voir hem ende beefde ende leide zyn voeten te samen ende neech Reinout toe ende hi wennede dat ors datter een kint mocht om gaen spelen sonder misdoen. Het was pickswart, manen ende al datter aen was, voren wast wide ende seer breet over de hoepen. Reynout deder toe maken een costelic gereide, als toem, voerbuych ende couvertuerde ende een costelick sadel met vier siden daregaerden die seer ghenoechlijc waren om sien.
Abonneren op:
Posts (Atom)