Navigatie

Zeg nou zelf, is het navigatie-instrument hiernaast niet vele malen mooier dan die grijze Tom Tom die in vele auto's tegenwoordig de weg wijst? Niet dat ik iemand wil aanraden om een zonnewijzer met kompas voor in de auto aan te schaffen, maar een mooi ding blijft het. Het glimmende brons, de zwierige letters en de ondoorgrondelijke aanduidingen en tierelantijnen maken oude navigatie-instrumenten tot een feest om naar te kijken. Wie wil er nou niet een kompas ingelegd met walrustandivoor of een ingwikkeld navigatie-instrument dat totaal nutteloos is op de ene breedtegraad, maar bij een andere graad heel nauwkeurig werkt? Ik kan er in al mijn onkunde enkel met grote verwondering kennis van nemen, maar dat er zeelui mee gewerkt hebben, ja zelfs van afhankelijk waren, dat is iets wat zeker is. Navigatie op zon en sterren was (zeker op wat langere reizen) van levensbelang. Een handelsreiziger moest z'n specerijen nu eenmaal in India gaan halen en niet op het atol Hitadou in de buurt of (helemaal uit koers) in het altijd mooie Tasmanië. Dan heb ik het nog niet over allerlei onprettigheden zoals water- en voedselgebrek of de altijd vervelende ziektes scheurbuik en buikloop die de zeelui de kop kon kosten als ze verkeerd zouden varen.
Hoe de verschillende navigatie-instrumenten allemaal tot stand kwamen en werken laat ik over aan hèt museum over deze materie; The national Maritime museum. Dit museum, met een wondermooie collectie, is gevestigd op de nulmeridiaan van de wereld in het plaatsje Greenwich. Dit museum slaagt er in je mee te voeren in deze wonderlijke wereld. Dus; "twee graden stuurboord en volle kracht vooruit". Op naar de horizon!

De T van tegel

Thee is niet iets van de Engelsen. Lang voordat thee per schip naar Europa kwam, was er al theehandel tussen aziatische landen, Rusland en Turkije. De thee werd sinds de Tangperiode (618 - 906 voor het begin van onze jaartelling) vervoerd per kameel via verschillende karavaanroutes over land. Omdat de ruimte beperkt was werd de thee zo compact mogelijk verpakt. Het resultaat: De theetegel. Voor zo`n tegel werd bijna 2 kilo thee gestoomd, al dan niet fijngemalen en vervolgens geperst tussen twee stenen zodat een keihard plat blok ontstond. Door de dichtheid van de tegel kon de thee geen vocht opnemen, maar ook niet uitdrogen. Hierdoor was zo’n tegel erg lang houdbaar. Soms voegde men bindmiddelen aan de tegel toe, zoals bloed. De theetegel werd bij het persen aan beide kanten voorzien van een reliëf: aan de voorkant een mooie aziatische voorstelling, aan de achterkant een vlakverdeling. Deze vlakverdeling was handig tijdens de handel die onderweg plaatsvond. Thee had in die tijd dezelfde waarde als menig edelmetaal en de theetegels werden dan ook gebruikt als betaalmiddel in o.a. China, Tibet, Mongolië en Siberië. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw is de theetegel een wettig betaalmiddel geweest in Tibet en in de uithoeken van het Chinese rijk.
Dan het maken van de thee. Dat is niet het engelse bakje “slap-aftreksel-met-wolkje-melk-en-de-pink-in-de-lucht”, dus je bent gewaarschuwd. Een stuk van de theetegel wordt afgebroken en vermalen. Het poeder wordt 3 tot 4 minuten gekookt in water tot er een brouwsel ontstaat dat net zo sterk is als een straffe espresso. Da’s natuurlijk ondrinkbaar, dus wordt er logischerwijs meer kokend water, (yak)boter en (zuiverings)zout bij gedaan. Afhankelijk waar je bent worden er nog rijst, uien, gember of sinaasappelschil aan de thee toegevoegd. Dit geheel wordt geroerd tot de boter helemaal is opgenomen. Daarna giet men het zachtroze mengsel door een zeef. Het gefilterde brouwsel wordt geserveerd in een kom. Echt een geval van “appart” zou ik willen zeggen. Ondanks het, naar westerse maatstaven, discutabele brouwsel blijft de theetegel zelf een bijzonder en origineel product. Daarmee vergeleken is de engelse thee maar een slappe slok.

Pedalternorotandomovens

Eigenlijk was het de bedoeling om iets te schrijven over Maurits Cornelis Escher, de kunstenaar die voornamelijk bekend werd door zijn onmogelijke tekeningen waar alles lijkt te kloppen, maar dat tevens niet doet en door de bijzonder mooie vlakverdelingen waar het ene dier in het ander overgaat. Bijzonder, verwonderend en curieus, maar toch gaat dit verhaal over de Pedalternorotandomovens centroculatus articulosus van Escher. De Pedalternorotandomovens centroculatus articulosus, ook wel bekend onder de naam Wentelteefje, is een diertje dat zich rollend voortbeweegt. Volgens M.C. Escher zelf is het dier ooit vanzelf ontstaan uit onvrede over het afwezig zijn van levende wezens die zich rollend voort konden bewegen.

Met zijn ver uitstekende ogen kijkt het wezen nieuwsgierig de wereld in. De zes voeten zijn goed om trappen te lopen, maar als de grond maar even recht is rolt het ding zich op tot een stevig wiel en gaat er vandoor. Met zijn stevige snavelbek en hoornen geledingen lijkt ie wel tegen een stootje te kunnen. Het is eigenlijk jammer dat Escher zijn wentelteefje niet vaker heeft getekent of beschreven, al is dat wellicht meer voer voor een schrijver dan voor een tot groot kunstenaar uitgegroeide graficus.

Bekijk hier het werk van M.C. Escher

Impatiens glandulifera

Springbalsemien oftewel impatiens glandulifera, is echt een plant die ongeduldig wacht tot er iemand z'n zaden laat knallen. Als de rijpe vruchten worden aangeraakt, splijt de zaaddoos in vijf gelijke delen uiteen, raakt de hele boel binnen een fractie van een seconde aan de onderkant los en worden de zaden als bij een middeleeuwse katapult weggeslingerd.

Maar genoeg techniek. Springbalsemien is echt een verassingsplant. De lol van het aantikken van de bolle zaaddozen, waarbij het altijd een verassing is of ie helemaal uit elkaar knalt, of enkel opkrult, geeft een fantastisch kinderlijk schrikgevoel. Heerlijk. De zoete geur van de Springbalsemien "begeurt" je handen (zoals een gedicht op internet vermeld) en geeft ook de volwassenen weer heerlijk kinderlijke pretogen. Springbalsemien is voor mij dan ook de spring-in-het-veld onder de planten.

Bijproducten

Dat bijtjes in zwermen en rijtjes helemaal geen honing uit een kelk zuigen was een bij vele al bekend. Herman van Veen bedoelde natuurlijk nectar, maar dat is zo'n moeilijk woord en onbekend bij kinderen. De nectar en stuifmeel dat de bijen verzamelen zetten die vlijtige insecten om naar enkele producten die we allemaal (van groot tot klein) kennen. Bijenwas en natuurlijk honing. Echte Bij-producten.
Als was was was, was was was. Maar daar heb je niets aan als je wilt weten hoe die was nu eigenlik ontstaat. Nu, een bij eet nectar en stuifmeel. Dit beland in de maag van de bij en twintig uur later breekt bij de bij het zweet uit. Et voilà; ruwe bijenwas. De was die uit acht zeer kleine wasklieren aan de onderzijde van het achterlijf uit de bij gekomen is is eerst nog kleur- en geurloos. De bij neemt het uitgezwete spul in haar bek en kauwt het dan met toevoeging van wat speeksel tot een korreltje. Een korreltje was. Duizenden van zulke korreltjes op elkaar geplakt vormen een raatwerk van zeshoekige raten die pas na enige tijd door inwerking van honing en stuifmeel de gele kleur en de heerlijke geur van de bijenwas verkrijgen.
Weer even terug naar de bijen en de nectar die ze in zwermen en rijen uit de bloemkelken halen. De bijen zuigen de nectar uit de kelk van de bloem en bij aankomst in de bijenkorf wordt de nectar afgegeven aan andere bijen die de nectar omzetten met enzymen naar honing. Hiervoor wordt de nectar meerdere keren “opgekotst”. Hierbij komen er steeds wat meer enzymen bij de nectar waardoor deze fementeert en vocht verliest. Eigenlijk is hetgeen wij zo enorm smakelijk vinden bijenbraaksel. Het is maar dat je het weet. De honing die uiteindelijk door de werksters opgeslagen wordt heeft door de "herkauw"-behandeling" een vele male zoetere smaak gekregen dan de oorspronkelijke nectar. Na het opslaan rijpt de honing en wordt het bijzondere goedje beter bestand tegen bederf. Daarmee is de honing slingerklaar voor de imker.
Bekijk hier een instructiefilmpje van Bert Vischer over honingslingeren (en gratis en voor niets ook uitleg over de wondere wereld van de filatelie)

Dogtroep

Soms raak je iets kwijt waarvan je bijna zeker wist dat het er altijd zou blijven. Het gezelschap Dogtroep is een van die dingen. Iedere keer zag ik het grensverleggende werk van deze groep langskomen en dan wilde ik dat ik erbij geweest was. "Genoeg tijd" zei ik dan tegen mezelf, "het komt nog". Helaas kwam het er niet meer van. En nu is Dogtroep niet meer. Niets is voor eeuwig, ook dromen niet. Bekijk hier de site van Dogtroep
Bekijk hier filmpjes van Dogtroep

Gehaakt zeeleven

Gehaakt zeeleven. Hoe kom je erop? Hoe Helle Jorgensen er bij kwam om koraal te gaan haken is mij niet bekend, wel dat ze het zeker niet onverdienstelijk doet. Hierboven zomaar een greep uit hetgeen ze ooit maakte. De koralen, anemonen en wieren zijn niet enkel wonderlijk mooi van vorm, ook de kleuren doen sterk denken aan warme tropische koraalriffen met warm blauw water en witte stranden. Ik heb ooit een groot stuk koraal gekregen dat op de 2e kans belandde omdat ik er steeds m'n vingers aan openhaalde als ik het wilde verplaatsen. Helle Jorgensen zorgt er echter voor dat haar creaties zeer aaibaar zijn. Met andere woorden Ik vind haar gehaakte kunst werkelijk:
Super-formi-weldig-einde-fanta-kolos-achtig!
Blijf eens haken bij Helle Jorgensen.

Curiosity is good

Soms kom je van die uitspraken tegen die dusdanig goed verwoorden wat je wilt zeggen dat zwijgen op z'n plaats is.
Curiosity is seen as futility. However, I like the word; it suggests something quite different to me. It evokes “care”; it evokes the care one takes of what exists and what might exist; a sharpened sense of reality, but one that is never immobilized before it; a readiness to find what surrounds us strange and odd; a certain determination to throw off familiar ways of thought and to look at the same things in a different way; a passion for seizing what is happening now and what is disappearing; a lack of respect for the traditional hierarchies of what is important and fundamental. I dream of a new age of curiosity.
Michel Foucault in an interview with Christian Delacampagne, Le Monde, 6./7. April 1980. Met dank aan http://mappingthemarvellous.wordpress.com/

Haarwerk

Herdenken van de dode geliefden doen mensen al zolang we hier op deze aardkloot rondlopen. Om binding te houden met de dierbare is een haarlok zeer geschikt. Het gebruik van menselijk haar voor herdenkingssieraden is dan ook een eeuwenoud gebruik. Een sieraad van haar heet een haarwerk. Een haarwerk kon heel simpel zijn met een lok haar in een hanger of een met haar omkranst portret. Aan het eind van de 18de eeuw begint echter een bloeiperiode met zeer kunstzinnige haarwerken. Simpele ontwerpen maakten plaats voor hele landschappen in haar en ingewikkelde fantasiebloemen. De haarschilderijen waren meestal gemaakt met waterverf op een achtergrond van perkament, papier, hout of zelfs melkglas of ivoor. Het haar werd geprepareerd door deze te wassen en in wijngeest (ook wel "spiritus vini" oftewel gedestileerde wijn) te koken. Hierdoor werd het haar zacht en buigzaam. Strengen haar dienden als boomstammen, slierten als de takken en fijn geknipt haar als gras en grillig struikgewas. Haarwerken werden zowel door echte "haarkunstenaars" als leken gemaakt. Met name kappers en pruikenmakers vervaardigden, zover je van een vak kon spreken, vakkundige werkjes. Ook werden er door verschillende juweliers modellenboekjes voor haarsieraden uitgegeven. De bloeitijd van haarwerken duurde tot in de tweede helft van de 19de eeuw. Daarna maakte de opkomst van de fotografie een einde aan de kunstzinnige haarwerkjes. Jammer maar helaas waren er maar weinig mensen rouwig om het verlies van de uitzonderlijke kunstvorm. Een beeld zegt meer dan duizend haren.

Alice in verwonderland

Alice in wonderland. Wie het verhaal niet kent moet zich toch echt afvragen waarom niet. Het boek is zo ongeveer vertaald naar alle talen en is door Walt Disney verfilmd. Ach, wellicht heeft er nooit iemand de moeite genomen om je dit boek voor te lezen..... Schande! Maar er is nog hoop voor diegene en iets heel bijzonders voor de mensen die het verhaal wel kennen.
Eerst een stukje geschiedenis. Lewis Carroll of beter gezegd Charles Dodgson (Lewis Carroll was een pseudoniem) schreef het boek na een bootreisje in 1882 waarbij hij Alice en Edith Liddell vermaakte met een uitgebreid verhaal over het meisje Alice dat wonderliijke avonturen beleeft nadat ze een wit konijn volgt in zijn konijnenhol. Alice (de echte bedoel ik) was zo gecharmeerd van het verhaal dat ze aan Charles vroeg of hij het voor haar op wilde schrijven. Charles deed daar in zijn kleine handschrift en inclusief tekeningen twee jaar over.
Na aandringen van familie en vrienden herschreef hij het verhaal voor een breder publiek en publiceerde het boek Allice in Wonderland onder de naam Lewis Carrol. Het boek werd, zoals bijna iedereen die van lezen houdt weet, een wereldwijd succes. Allice Liddell leefde niet in wonderland en moest, zuur genoeg, op een gegeven moment haar cadeau verkopen. Het boek belandde uiteindelijk bij amerikaanse handelaren die het als cadeau gaven aan het Verenigd Koninkrijk als dank voor de belangrijke rol van het land in de tweede wereldoorlog.
The Britisch Library is nu in bezit van het originele boek en hebben het gehele boek op internet ontsloten. Niet zomaar, maar als een echt bladerboek, dat je kunt lezen, bekijken en zelfs voor kunt laten lezen!. Het is een hernieuwde kennismaking zeker waard, want het is gewoon wonderbaarlijk mooi gedaan. Veel plezier!

ut-re-mi-fa-sol-la

ut-re-mi-fa-sol-la was de voorloper van ons do-re-mi-fa-so-la-ti-do en werd al rond het jaar 1000 door Guido d'Arezzo ontwikkelt. Deze benedictijnse monnik wordt beschouwd als een van de belangrijkste grondleggers van de muzieknotatie. Voor Guido’s uitvinding kon er uit de notatie niet afgeleid worden hoe de muziek precies in elkaar stak. De grote uitvinding van d'Arezzo is dat hij met behulp van de in zijn tijd overbekende hymne Ut queant laxis (een kerkelijke lofzang voor Johannes de Doper) een methode bedacht om de grootte van de toon eenduidig te kunnen noteren. De hymne begint iedere regel een toon hoger. Guido gebruikte de beginlettergrepen ut-re-mi-fa-sol-la als basis van zijn vastlegging. De complete hymmne-tekst en tevens ezelsbruggetje voor de vergeetachtigen onder ons luidt:
ut queant laxis
resonare fibris
mira storum
famuli tuorum
solve polluti
labii reatum
Sancte Ioannes!
Voor Guido d'Arezzo was dit einde oefening, Zijn systeem was volmaakt. Maar ja, de tijd staat niet stil. In de Renaissance kreeg de muziek meer cadans, melodie, harmonie, akkoorden begonnen een grotere rol te spelen, kortom er veranderde meer dan in Guido’s systeem paste. Omdat Guido's systeem slechts zes lettergrepen kende bedacht men daarom een zevende toon op de toonladder: S.I. , afgeleid van de enige nog niet gebruikte zin "Sancte Ioannes". Voor de “logica” werd er niet gekozen voor de eerste twee letters. Waarom is niet duidelijk. Het zal wel beter geklonken hebben volgens de heren. Om alle lettergrepen met een medeklinker te laten beginnen veranderde men een paar eeuwen later in Frankrijk de naam van 'ut' in 'do' (afgeleid van "Dominus", heer). Deze komt niet eenmaal maar tweemaal voor. Daarmee was het zesdelige stelsel van d'Arezzo verworden tot een achtdelig stelsel van toonladders (octaven). De engelsman John Curwen (1816-1880) was degene die bedacht dat van 'sol' ook 'so' gemaakt kon worden, zodat alle lettergrepen uit twee letters zouden bestaan. Deze praktisch ingestelde man verving tevens in 'si' de 's' door een 't' zodat het 'ti' werd en vanaf dat moment begonnen alle lettergrepen met een andere medeklinker. Wel zo handig. En zie daar was ie dan: do-re-mi-fa-so-la-ti-do. De geredigeerde Guidonische lettergrepen. Dat daar nooit een lied opgemaakt is is eigenlijk grote schande. Of brengen we die ode dagelijks door een deuntje mee te fluiten?
Een mooi voorbeeld van een middeleeuws muziekboek: Laborde Chansonnier 1470. (met dank aan de Rare Bookroom).

Beeldvorming

Ach wat zijn ze toch mooi, Oude vergeelde foto's gemaakt met vernuftige technieken die ik niet ga proberen uit te leggen. Zoek maar eens op internet naar fototechnieken met namen als; daguerreotype, tintype, calotype, Autochrome of Collodian. Het levert beeldschone plaatjes uit het verleden op. Dat ze versleten en verweerd zijn maakt ze in mijn ogen enkel mooier en meer bijzonder. Foto's geven weer wat we zien door de ogen van de maker. Dat levert misleidende beelden op zoals het spiegelgrapje hiernaast; een multigraph, maar ook vrolijke beelden op in het pasfotohokje. De film Amelie verandert je blik op de wereld en die van de fotografie op bijzondere wijze. Maar genoeg nostalgie. Hoe zit het met de fotografie van nu? Een beeld vormen van de fotografie van nu is eigenlijk ondoenlijk. Er is zoveel beeld dat we van gekkigheid niet meer weten waar we naar moeten kijken. Het ontdekken van die ene mooie foto is daardoor weer sport geworden. De hooiberg is immers groot genoeg. De een z'n hart gaat daarbij meer kloppen voor meer kunstzinnigge uitingen, de ander intresseert dat nou juist geen Flickr en wil gewoon zijn foto's delen met iederman en vrouw. Het is om het even. Ieder z'n eigen ontwikkeling. Ieder zijn eigen beeldvorming.

Gustav Klimt

Er is al veel geschreven over de schilder Gustav Klimt. Over zijn voorkeur voor vrouwen op en het gebruik van bladgoud in zijn schilderijen. Over zijn fantastische jugendstillstijl, zijn ongeëvenaarde manier om zijn vrouwen met gestileerde patch-workachtige kleurvlakken te bedekken, zijn grote vakmanschap, gevoeligheid en fijne vloeiende lijnenspel van zijn werk vol symboliek. Natuurlijk is er ook veel geschreven over zijn beroemste schilderij, 'De kus', waarin een grote man, gekleed in een sjieke kamerjas, een vrouw innig omhelst.
Wat echter onderbelicht blijft zijn zijn poëtische, mysterieuze landschappen en tuinen die hij vanaf 1898 in de zomermaanden op het Oostenrijkse en Italiaanse platteland maakte. Klimt ontwikkelde hier een ander soort van stijl en compositie. Hij verschoof naar een stijl die steeds meer gebaseerd was op de patronen van de natuur. Hierbinnen wordt de ruimte nog wel georganiseerd door een veelheid aan penseelstreken. Dat laatste lijkt natuurlijk erg veel op Impressionisme, maar het is bij Klimt wel heel anders qua uitvoering. Iedere penseelstreep is iets en een deel van een groter geheel. Dat maakt het ondanks het onbreken van omlijningen een strak en helder geheel. Hier draagt ook het gebruik van heldere kleuren aan bij. Qua compositie veranderde vooral het gezichtspunt. Het geschilderde, zoals een veld, een bloemenhaag of een bos, duwt als het ware de hemel van het doek. Dat levert een intens en compromisloos gezichtspunt op, waardoor de kijker gedwongen wordt om de ongelooflijke rijkdom van het geschilderde in zich in te laten werken. Hetgeen dat in eerste instantie chaos leek blijkt bij nadere beschouwing opgebouwd uit een veelheid van penseelstreken waarbij deze de strijd aangaan met de natuurlijke chaos. Daarmee schept Klimt helderheid en vraagt tegelijkertijd aandacht voor de details die de natuur om ons heen bevat en ons omvat. Zijn boodschap; "Het leven is fantastisch!" En zo is het.

Follies

Engeland en follies is net zoiets als Nederland en molens. Waar Nederland vol staat met vele soorten molens voor wind en water, daar wemelt het op de statige engelse landgoederen van de follies. Follies (van het Engelse folly: gekheid, idioterie, jolijt) zijn echter, in tegenstelling tot de Nederlandse molens, helemaal niet nuttig. Een follie is dan ook een bouwwerk dat vooral decoratief van aard moet zijn. Omdat de smaken daarover nogal verschillen lopen de gebouwde follies uiteen; van met voorbedachte rade gemaakte ruïnes tot chinese pagodes. Bloeitijd van de follie begon aan het begin van de 17e eeuw en zou daarna nog ruim 200 jaar aanhouden. Een maf gebouw in de achtertuin is schijnbaar van alle tijden, de populariteit van de engelse landschapsstijl hielp natuurlijk ook een handje. Met name in de negentiende eeuw was het een 'mode' om op een landgoed enige romantische elementen te laten bouwen. Het enigste wat de klant moest doen, was uitzoeken welk bouwwerk of andere decoratief element opgenomen moest worden bij de aanleg van het landgoed. Hiervoor waren speciale tuinboeken op de markt. Hierin stonden naast de genoemde folly's ook tuin- en laanontwerpen en andere decoratieve elementen zoals poorten en beelden. Een 18e eeuws staaltje "u vraagt, wij draaien". Heel handig voor de dik in het geld, maar niet in de vrije tijd zittende landgoedeigenaar.
Dat follies enkel decoratief zijn klopt niet helemaal. Zo is de toren op de ingelijste foto ook in gebruik geweest als eenpersoonswoning. Andere follies waren in gebruik als jachttoren voor de jaarlijkse drijfjacht of als schuurtje van de tuinman, die z'n gereedschap ook ergens kwijt moest. Voor de follie-liefhebber is Engeland "the place to be". De meeste Follies zijn er te vinden en ze hebben er zelfs een waar Folly-liefdadigheidsgenootschap: The Folly Fellowship
Nuttig of niet, voor mij zijn ze wonderlijke kunstwerkjes in het landschap. En met kunst is het altijd hetzelfde; de een zwijmelt bij de schoonheid van een gracieuze schepping terwijl de ander gruwelt van zo'n gedrocht van een ding. Voor meer voorbeelden en verhalen over folly's.

kroontjespen

De kroontjespen blijft toch wel een van de mooiste schrijfmaterialen. Niet de handigste met het dopen in de inkt, het vlekken en de beperkte schrijftijd, maar de mooiste vanwege het schrijfresultaat. Door de druk op het papier wordt de emotie van de schrijver in de geschreven tekst gelegd. De lijnen zijn daardoor niet allen gelijk, maar dan weer dik, dan weer dun. Oorzaak van deze mooie afwijking is de gespleten, scherpe punt die iets verder open gaat staan als er meer of minder druk op uitgeoefend wordt. Het nodigt uit om de letters te laten krullen en dat was dan ook lang het ingeburgerde schoonschrift. Voor mensen van nu redelijk onleesbaar, maar wel machtig mooi.
De kroontjespennen-industrie (ja die bestond ooit werkelijk) was in zijn hoogtijdagen gecentreerd rond Birmingham in Engeland. Ene John Mitchell was de slimmerik die het machinaal vervaardigen van kroontjespenpunten uitvond en daarmee de beschikbaarheid van dit in 1803 uitgevonden schrijfmateriaal voor iedereen toegankelijk maakte. De veren die tot dan toe schrijfmateriaal nummer 1 waren, verloren door de opkomst van de kroontjespen snel terrein. Hele volksstammen leerde ( of deden een popging om) te schrijven zonder er een knoeiboel van te maken. Dat laatste en het constante dopen in de inkt moest toch anders en uitvinders verzonnen dan ook de meest inventieve dingen om dit probleem te tackelen. Door de uitvinding van de vulpen en later de balpen, werd de oplossing gevonden voor de zwakheden van de kroontjespen. Hierdoor was de kroontjespen en daarmee ook het krullerige schoonschrift hetzelfde lot beschoren als de schrijfveer. Dat had in 1850 niemand kunnen bedenken. Ontkroond als schrijfmateriaal leeft de kroontjespen nu voort als favoriet tekenmateriaal voor illustrators en kunstenaars. Wie schrijft die blijft. Daar tekent de kroontjespen voor.

Zwart goud

Je hebt aardolie en aardolie.
Olie wordt gevormd uit de resten van plankton en ander klein zeeleven dat na afsterven op de zeebodem terecht gekomen is. Normaal gesproken verteert het daar, maar als er op de zeebodem geen of heel weinig zuurstof aanwezig is, wordt het rottingsproces door bacteriën sterk geremd. In de loop der tijd komen er grote hoeveelheden zand, grind en klei over de laag te liggen en wordt het soepige bezinksel omgezet in een vaste laag. Naarmate er meer aardlagen worden afgezet, neemt de druk en de temperatuur in de laag toe. Als de laag uiteindelijk is bedekt met één tot zes kilometer sediment en de temperatuur tussen de 50 en 150°C is opgelopen, kan het proces van olievorming beginnen. Vooral de vetten uit het voorheen plantaardige materiaal worden omgevormd tot aardolie. Aardolie is veel lichter dan vaste steen en water en drijft dus naar boven tot het stuit op een ondoordringbare laag. Hier vormt zich dan een aardolieveld(je). Zes kilometer zand, grind en klei hoopt zich natuurlijk niet in een paar dagen op. De aardolie in Nederland bevindt zich in zandsteenlagen die wel tot 120 miljoen jaar oud kunnen zijn.
De precieze samenstelling van aardolie verschilt per bron. Dat is natuurlijk maf, want bij de benzinepomp tanken we allemaal dezelfde geraffineerde benzine. Zo heb je zwarte dikke olie, maar ook kleurloze en zeer vloeibare olie. Alle olievarianten van zwart tot helder, met alle er tussen liggende bruin- en geeltinten worden wel ergens op de wereld opgepompt. Het zwavelgehalte, de zuurgraad en de rondzwervende metalen dragen nog eens bij aan de diversiteit in de soorten olie. Het idee van zwarte spuitende olie is dus een beeld dat eigenlijk helemaal niet klopt. Het zwarte goud is dus toch niet zo zwart, maar soms "gewoon" goudgeel.

Paddestoelen

Met paddestoelen kun je alle kanten uit, ook de verkeerde. Muurschilderingen uit Pompei laten zien dat de Romeinen eekhoorntjesbrood, cantharellen, champignons en truffels aten. De schimmelige vruchtlichamen werden nog niet gekweekt, maar geplukt in de vrije natuur. Dat mag tegenwoordig niet meer. Het kookboek van Apicius is geschreven door de Romein Apicius. Hij jaagde zijn gehele fortuin er doorheen om van allerlei recepten te verzamelen en uit te proberen. Zijn gastronomische boeken bevatten heel veel fantastische recepten, waaronder natuurlijk ook enkele recepten voor paddestoelen:
Elfenbankjes Fungi farnei
Dressing bij Elfenbankjes In fungis farneis
Eekhoorntjesbrood Boletos aliter Truffels Tubera
Dat de romeinen ook goed wisten welke paddestoelen dodelijk giftig waren ondervond Keizer Claudius aan den lijve; hij werd met paddestoelen in zijn eten vergiftigd.
Met paddestoelen kun je alle kanten uit. Paddestoelen doen dat zelf ook. Op deze manier ontstaan
de heksenkringen. Paddestoelen werden door de Germanen al als geheimzinnig beschouwd, omdat ze ogenschijnlijk 's nachts verschenen en geen voedsel nodig hadden. De mysterieuze cirkels waarin de paddestoelen soms groeiden werden gezien als plaatsen waar heksen hun rituelen uitvoerden. Ach, mischien waren we hier gewoon een beetje zwaar op de hand. Heksenkring krijgt vertaald naar het Engels een veel prettigere betekenis: fairy circle. Men geloofde dat de paddestoelen in de voetstappen van in een kring dansende feeën ontsproten. Ik zie het zo voor me.
Meer paddestoelprenten hier

Trilobieten

Tijdens het Paleozoïcum, dat liep van het Cambrium tot het Perm (251-542 milioen jaar terug), lag Nederland nog op het zuidelijk halfrond ergens ter hoogte van het huidige Argentinië. Veel dat nog zou komen moest zich nog ontwikkelen, maar de zee krioelde in ieder geval al van het leven. Een algemeen voorkomende soort uit die tijd, die ook veelvuldig als fossiel gevonden wordt, is de Trilobiet. Doordat we dit fossiel zo vaak aangetroffen hebben is er heel veel bekend over deze groep geleedpotigen. Er zijn meer dan 1500 trilobietengeslachten bekend, met vele duizenden soorten. Door hun grote vormenrijkdom zijn ze interressant voor de wetenschap. Bovendien zijn ze gewoon heel erg mooi van vorm. De gelijke delen, de driedeling in lengte en breedte van het organisme en de detailering van de fossielen maken ze grafische kunstwerkjes van de uitgestorven natuur.
Iets wat er bij Trilobieten uitspringt ten op zichte van andere fossielen is de aanwezigheid van facet(achtige)ogen. Trilobieten hadden net als insecten facetachtige ogen. De ogen van de Trilobieten zijn het oudst bekende visuele systeem en de eerste goed ontwikkelde zintuigen. Omdat er na fossilisatie weinig overgebleven is van de interne structuren van de ogen is er weinig bekend over de feitelijke opbouw. Alleen de harde lenzen van calciumcarbonaat zijn overgebleven. Men onderscheidt zogenaamde holochroale en schizochroale ogen. De meeste ogen van trilobieten waren holochroaal, ze hadden meestal ronde lenzen die allemaal in contact stonden met een enkel hoornvliesmembraan. Holochroale ogen zijn de meest primitieve ogen bij de trilobieten en waren waarschijnlijk enkel om in een breed gebied beweging waar te nemen en onderscheid tussen licht en donker te maken. Schizochroale ogen waren uniek en komen bij geen andere nu nog levende groep voor. Bij deze schizochroale ogen zijn de lenzen groter en gescheiden van elkaar. Dat resulteerde in een groot oog met de mogelijkheid om de blikvelden per lens te laten overlappen. Bij zulke ogen was het waarschijnlijk mogelijk om gehele beelden te vormen en diepte te zien in een straal van 360°. Om deze redenen kwamen deze typen ogen voornamelijk voor bij trilobieten die leefden in zwak licht. Bij trilobieten die op grote diepten leefden hebben de ogen zich nauwelijks ontwikkeld en aangenomen wordt dat deze soorten volledig blind waren.
Meerdere massa-extincties maakten een einde aan de grote familie van de trilobieten. Ergens hoop ik dat onderzoekers van deze verloren gewaande groep zeedieren nog ooit levende verwanten zullen terugvinden. Dat dat niet onmogelijk is heeft de coelacant wel bewezen. Bovendien wordt geschat dat we ongeveer 47.700 soorten uit de zee nog niet kennen. Er is dus nog hoop voor deze prachtige prehistorische wezens. Nu enkel nog een onderzoek naar de ongeveer 1400 km3 zeewater en de bodem eronder.
Verdiep je verder in de wondelijke trilobieten

Vlindervleugels

Het mooiste aan een vlinder zijn de kleuren en patronen op de vleugels. Deze dienen als lokmiddel voor soortgenoten of juist als camouflage tegen predatoren. Veel over het ontstaan van de kleuren en samenstelling van vlindervleugels is nog onbekend. Maar wat er bekend is is wonderlijk en ingenieus.
De kleuren op vlindervleugels ontstaan op twee verschillende manieren: via pigmenten en via zeer kleine (nano)structuren op de schubben, die ervoor zorgen dat licht op een gerichte manier verstrooid wordt. Nu moet ik toegeven dat ik nooit aan schubben had gedacht bij vlindervleugels, maar dat is dus dat "poeder" wat bij de lichtste aanraking met de handen losraakt. De een noemt het schilfers, de ander dakpannetjes en dat laatste is gezien de microscopische beelden van vlindervleugels nog helemaal niet zo'n gekke vergelijking. Een vleugel van een vlinder is samengesteld uit een grote verzameling schubben die zo’n 50 bij 250 micrometer groot zijn. Aan beide kanten van de vleugels zitten twee laagjes met overlappende schubben die licht reflecteren. Hoe meer schubben, hoe meer licht er gereflecteerd wordt. Twee lagen is daarbij optimaal anders wordt de vleugel te zwaar. Een schub bestaat ook weer uit twee lagen, verbonden door pilaren. De onderlaag is vrijwel vlak en zonder structuur, maar de bovenlaag wordt gevormd door een groot aantal langgerekte en parallelle richels, met een onderlinge afstand van een tot twee micrometer. Hierin liggen putjes en piekjes met afmetingen die vergelijkbaar zijn met de golflengte van zichtbaar licht. Ze liggen zeer regelmatig gerangschikt, en geven daardoor de laagjes een soort microscopisch honingraatmotief. De ontdekker van die structuur is de Britse onderzoeker Pete Vukusic. Hij liet zijn licht schijnen over dit onderwerp en kwam tot de conclusie dat sommige lichtgolven al weerkaatsen in de bovenste laag, terwijl andere verder doordringen en daar weerkaatsen. De weerkaatste lichtgolven voegen zich daarna weer bij het licht dat al eerder werd gereflecteerd, maar doordat ze een nét iets langere weg hebben doorlopen zijn de lichtgolven niet meer helemaal gelijk aan elkaar. Daardoor wordt het licht van de ene kleur vele malen versterkt, terwijl andere kleuren juist uitdoven. En voilá, er ontstaat een mooie heldere kleur. Dat vlinders dit kleurenspel goed onder de knie hebben is heel knap, maar sommige vlinders gaan nog verder. De Papilio-vlinder uit Zuidoost Azië is groen van kleur. Tenminste voor ons dan, want de vlinder is eigenlijk niet groen, maar blauw en geel bij elkaar. De structuur van de vleugels weerkaatst en versterkt beide kleuren. Onze ogen kunnen niet scherp genoeg kijken om de twee kleuren van elkaar te onderscheiden en daarom zien wij groene vleugels en waarschijnlijk doen predatoren dat ook. De groene kleur werkt als camouflage, zodat de vlinder onzichtbaar op bladeren kan zitten. Het mooie is dat de Papilio-vlinder zelf enkel de kleur blauw kan zien. Hierdoor steken soortgenoten opvallend af tegen het groene plantengeweld. Al met al zijn vlindervleugels een waarlijk wonder der natuur. En dan heb ik het nog geneens gehad over hun veelvormigheld, monsterlijk mooie rupsen of de prachtige patronen op de vleugels van deze vliegende kunststukjes. Er is nog genoeg te ontdekken.

Plastic Archipel

Toen ik voor het eerst het verhaal van de rubber eendjes hoorde kon ik me levendig voorstellen hoe de eendjes in een woeste storm uit hun container werden geslingerd, waarna ze al dobberend heel de wereld overstaken om vervolgens overal en nergens aan te spoelen. Een leuk verhaal, totdat ik las over het Plastic Archipel. Tien jaar geleden werd het voor het eerst in de Stille oceaan ontdekt. Een Archipel van kunststofafval ter grootte van Frankrijk, Spanje en Portugal tezamen. Daar kan Nederland dus met gemak 27 keer in.
De kunststofbrij bestaat uit zwerfvuil van het land en uit allerhande troep die de beroepsvaart en de pleziervaart over de reling kieperen. Plastic wegwerpflessen, plastic zakken , rietjes, ballonnen, deksels van milkshakebekers, strandspeelgoed, touw, vislijnen, kunststof zeil, lege vaatjes en plastic granulaatkorrels; vanalles verzamelt zich op het archipel. Ook de overboord geslagen speelgoedeendjes dus. Het moet voor de ontdekker, die dagenlang door het kunststofkerkhof vaarde, een curieuze tocht zijn geweest.
De plastic brij dobbert op de wervelstroom van de Stille Oceaan, die door de passaatwinden in stand wordt gehouden. De wervelstroom pikt op zijn weg langs de stranden van Japan tot en met Canada rommel op. Doordat de randen van de wervelstroom continu in beweging zijn hebben ze een hoger zeeniveau dan verder naar binnen, waardoor alles wat drijft in het centrum bij elkaar klontert. Sinds het dobberende kunststof werd ontdekt, is de maalstroom alleen maar toegenomen. En dat is nog niet alles. Er zijn nog zes andere grote oceaanwervelingen waar deze samendrijvende plastic afvalbelten kunnen ontstaan. Opeens werden die dobberende eendjes een heel stuk minder leuk. Maar je weet het nooit. Wellicht wordt het door toekomstige generaties ooit nog bestempeld als een van de wereldwonderen. Het is maar net hoe je het bekijkt.

Sterk water

Sterk water, zo heet de conserverende vloeistof waarin vele preparaten uit museumcollecties in bewaard worden. Die preparaten zijn veelal dieren die niet opgezet kunnen worden, of waarvan de meerwaarde is dat je juist het binnenste kan bekijken. Een opgezet beest blijft natuurlijk ook maar alleen buitenkant. Dat is voor wetenschappelijke bestudering een beetje aan de magere kant. Op sterk water zetten biedt dan de oplossing. Die oplossing is een mengsel van formaldehyde in water; Formaline of ook wel Methanal genoemd. Overigens niet te verwarren met Methanol,de giftige tegenhanger van vuurwater oftewel alcohol. Nu is Formaline giftig en kankerverwekkend dus wordt het enkel nog gebruikt voor preparaten die echt niet op alcohol bewaard kunnen worden, zoals zeeslakken en kwallen. De meeste preparaten worden tegenwoordig bewaard in een alcoholoplossing met een sterkte van 70%. Dit heeft het voordeel dat het niet zo giftig is. Een nadeel van de alcohol is dat het op den duur kleurstoffen onttrekt aan de preparaten. Niet alleen verliezen de preparaten daardoor kleur, de onttrokken kleurstoffen vertroebelen bovendien de oplossing. Daarnaast is de alcohol vluchtig, dus verversen is noodzakelijk. De preparaten worden door velen luguber gevonden. Ik vind juist dat de schoonheid en detailering van het leveloze organisme veel beter te bestuderen is dan bij een levend wezen. De vloeistof, die een helder en vergroot beeld geeft, versterkt dat nog.

Ter afsluiting een sterk verhaal.
Op een dag vond een strandjutter op het strand van Texel een grote, houten ton. Hij verwijderde de stop en rook een sterke dranklucht. Het vat werd uiteraard door de jutter meegenomen, want wanneer spoelt er nou zomaar een groot vat sterke drank aan? Dat gebeurt niet iedere dag. De jutter kon zijn geluk niet op en nodigde zijn vrienden uit om de vondst van de drank te vieren. Samen dronken ze uit het vat, totdat er niets meer uit kwam. De jutter en zijn vrienden verbaasden zich hierover, want hetgeen wat ze gedronken hadden kon nooit de gehele inhoud van de ton zijn geweest. De jutter besloot daarom de deksel van het vat te halen. In de ton zat een echte, grote en hartstikke dode aap! Het dier was gevangen voor een museumcollectie in Engeland. Voor het transport was het beest op sterk water gezet. Het verhaal verteld niet wat de verbaasde strandjutters uiteindelijk met de aap deden of nog interesanter, hoe ze zich de dag erna voelden. Ik schat in dat hun maag minder sterk was dan het water.
meer dingen op sterk water
De digitale sterkwater-collectie van Museum Boerhaave

Keith

Kunst is voor iedereen. Dat was het motto waarmee Keith Haring zijn kunstwerken aan de gewone man bracht. De stijl, waarbij graffiti tot kunst werd verheven, blijft werken. Het is een feest om te zien hoe deze kunstenaar met enkele lijnen zo'n indruk kan maken. Hiernaast zie je hoe hij een briefje van 25 gulden, met die stijve Nederlandse kop, omtoverde tot een bewegend, bijna dansend mannetje. Keith Haring begon zijn carriëre met het beschilderen van hele wanden met tribaal aandoende patronen. Zijn echte publieke doorbraak kwam na verschillende schilderingen van mannetjes in de metro van New York. De poppetjes, waaronder een baby, schaarmensen en een soort wolf, spreken qua eenvoud een wereldtaal. De streepjes bij armen, benen en heupen geven de figuren beweging. Emotie komt van een paar streepjes die boven het hoofd uit steken. Alles lijkt heel random opgezet, maar het is detailwerk om de emotie echt goed weer te geven. Het feit dat zoiets sprekends, gecompliceerds er zo simpel uit kan zien maakt Keith Haring een waar kunstenaar. Keith Haring overleed aan aids in 1990. Zijn laatste kunstwerk tegen een muur in Pisa (ja, het dorp van die schuine toren) is nog steeds voor iedereen te bewonderen. Net zoals deze kleurige kunstenaar gewild zou hebben.

Meer Keith

Damast

Damaststaal of damast is een staalsoort met zijn oorsprong in India. Damaststaal is zeer hard door de verontreinigingen die erin vermengd zijn. Maar dat is niet hetgeen wat het staal zo bijzonder maakt. Bij het smeedproces wordt het metaal keer op keer verhit en dubbelgeslagen. Hierdoor ontstaat er een werkstuk opgebouwd uit vele laagjes. En niet enkel laagjes. Typisch voor damast is het ontstaan van de vaak prachtige patronen in verschillende grijswaarden aan het oppervlak van het werkstuk. Na het smeden wordt het staal met een zuur geëtst, waardoor de delen van het staal met een hoger koolstofgehalte contrasteren tegen de zones met een lagere koolstofconcentratie en het patroon zichtbaar wordt. De kundigheid van de smid blijkt uit de schoonheid van deze patronen. De kunst van het smeden van damast was een streng bewaakt geheim. De smid leerde zijn van vak vader op zoon. Geschreven bronnen over deze smeedkunst zijn daarom ook niet gevonden.
De unieke eigenschappen van damast zijn voor een belangrijk deel te danken aan de oorspronkelijke samenstelling van het erts waaruit het bereid wordt. Het erts met de gewenste samenstelling was zeldzaam. De uitputting van de ertsmijnen en de opkomst van vuurwapens waren wellicht de oorzaken dat de smeedkunst van damast verloren ging. Maar gelukkig is het met de huidige stand van de techniek mogelijk gebleken de samenstelling van het damast te achterhalen. Daardoor is het mogelijk opnieuw de schone kunst van het damastsmeden te beoefenen.

Blauwe stad

Vreemd genoeg is er eigenlijk niets bijzonders te melden over de indiase stad Jodhpur. Toch is een groot deel van de stad blauw. De Brahmanen in de stad hadden namelijk in vroegere tijde het voorrecht om hun huizen blauw te schilderen. Niets meer, niets minder. Nou oké, mischien wat minder vliegen. Die houden namelijk niet van die blauwe kleur.
Wellicht ben ik niets gewend (nog nooit in India geweest) maar het effect van de indigo blauwe kracht die uit de beelden van de blauwe stad spreekt geven mij rillingen, zo mooi. Soms is er ook gewoon niets meer nodig.
oordeel zelf

papierwerk

De kinderjurk hiernaast is gemaakt door Jennifer Collier en bestaat uit theezakjes! Naast deze ondraagbare, maar zeer unieke creatie heeft deze kunstenares ook andere kledingstukken en schoenen van recycled papier gemaakt. Door het papier te bewerken via verschillende technieken en te combineren met andere gevonden materialen ontstaan uit het afvalmaterial bijzondere waardevolle "stoffen". De fragiele kunstwerken tillen door de verfijnde samenstelling een simpel kledingstuk boven het alledaagse uit. Hiermee straalt het werk een herwaardering uit van de schoonheid die zit in het leven van alledag.

Zoek het geluk in kleine dingen, want de kleine dingen zijn zo mooi!
Bekijk meer van Jennifer Collier hier

Narwhal

De Monodon monoceros oftewel Narwal is zomaar een zonderling zeeschepsel. De Kelleluak kakortok zoals ie in Groenland wordt genoemd, behoort tot de orde van de walvissen en komt voor in de koude wateren met pakijs (subpolaire gebied) rond de noordpool. Canada, Groenland, IJsland, Noorwegen en Rusland zijn plaatsen waar vaker groepen worden gesignaleerd. De naam ‘Narwal’ stamt uit het Oud-Noors en betekent ‘lijk-walvis’, waarschijnlijk omdat een wat oudere (bijna witte) Narwal, lijkt op een drijvend verdronken menselijk lichaam.
Wat ik mooi vind aan de Narwal is zijn bolle kop, met stompe snuit, maar ook vooral zijn mooie stippels die de donkergekleurde rug en witte buik bedekken. Waar je uiteraard niet omheen kan is de lange slagtand. Het zal niemand verbazen dat de Narwal ooit model heeft gestaan voor voor de eenhoorn zoals wij die uit de mythologie kennen. De slagtand, die in een spiraal loopt, is een typische eigenschap van de mannetjes. Vrouwtjes ontwikkelen zelden een soortgelijke slagtand, terwijl sommige mannetjes er wel twee hebben. De Narwal heeft slechts twee tanden, beide in de bovenkaak, waarvan de slagtand meestal de linkertand is. De slagtanden worden waarschijnlijk door mannetjes gebruikt om rivalen te bevechten. Uit onderzoek is gebleken dat een narwaltand wel 10 miljoen zenuwen telt. Hiermee kunnen verschillen in watertemperatuur, druk en zoutgehalte waargenomen worden. Schijnbaar komt het de Naral erg nauw, anders zou het zeezoogdier niet zo’n verfijnd meetinstrument ontwikkelen. Het lijkt er erg op dat deze verfijnde leefgewoonten de Narwal de “nek” gaan kosten (figuurlijk dan). Door de opwarming van de aarde zal naar alle waarschijnlijkheid niet de ijsbeer maar de Narwal als eerste uitsterven.
Het aantal narwals wordt geschat op maximaal 45.000 dieren. Dat lijkt veel, maar het is niet meer dan het aantal inwoners van Leamington Spa in Engeland of het aantal vierdaagse-herinneringsspeldjes dat voor de vroegtijdig afgelaste vierdaagse van Nijmegen van 2006 werd gemaakt. De narwals worden bedreigd door de jacht. Andere bedreigingen zijn verstoring door mensen en chemische verontreiniging van de natuurlijke leefomgeving van de narwals. Naast mensen wordt er ook op narwals gejaagd door Groenlandse haaien, zwaardwalvissen (orka’s), ijsberen en walrussen. Bovendien worden zij geplaagd door verscheidene soorten parasieten. Kortom; het wordt voor de Narwal echt weer tijd om eens aan land te komen.
Wat niemand weet is een kinderboek van Tonke Dragt. Het gaat over de vrije Eenhoorn die niet verdrinkt door de grote vloed, maar zinkt en verandert in een Zee-eenhoorn.

Brabantse dag


De Brabantse dag is een jaarlijks terugkerend evenement in Heeze waar met veel creativiteit, technisch vernuft en passie de historie van Brabant tot leven wordt gebracht. Als deelnemer aan deze optocht kon ik het toch niet laten om aandacht te besteden aan dit in Europa unieke evenement. Al weer de 51e keer trekt de optocht van meer dan 15 wagens met elk een eigen onderwerp dit jaar door de straten. Overkoepeld thema van dit jaar is "Vol van water". Een thema waar wij wel raad mee weten. Voor de echte wagenbouwers en spelers is de tijd voorafgaand aan de laatste zondag van augustus er een van bedenken, vormgeven en bouwen. Niet alleen moet de getekende wagen van papier omgezet worden naar een functionerende wagen op straat. Ook achter kleding, grime en spel dat op straat gebracht wordt zitten vaak dagen en avonden van brainstormen, uitproberen, schrappen en knopen doorhakken. Kei hard werken dus, maar ook heel veel plezier met elkaar beleven.
Het uiteindelijke resultaat bestaat maar één dag en wordt (op enkele uitzonderingen na) daarna afgebroken. Hiernaast het ontwerp van de wagenbouwersgroep waar ik bij bouw. Dit verdronken land trekt op 31 augustus door de straten samen met al die andere groepen die qua stijl en aanpak allemaal een eigen invuling geven aan het door hen gekozen onderwerp. Er valt natuurlijk wat te winnen, maar wie wint is niet echt belangrijk. Wel moet wel gezegd worden dat sucesvolle vindingen in wagens en spel door andere groepen langzaamaan worden overgenomen. Het blijft dus zaak om te vernieuwen, want het publiek komt natuurlijk voor iets wat ze nog nooit heeft gezien. Het is aan ons om die uitdaging aan te gaan en ik moet zeggen dat het ons aardig lukt. Ik ben benieuwd wat jullie er van vinden, dus bij deze: jullie zijn uitgenodigd om het te komen beleven!

Bekijk de site van mijn wagenbouwers groep: Broers van Gerwen

Related Posts with Thumbnails