Luigi Serafini
James Cameron schreef samen met een hele berg experts van de film Avatar een encyclopedie over de planeet Pandora (die van de doos). Hij was echter niet de eerste die dat deed. Eerder ging Luigi Serafini hem voor.
Een kunstenaar sluit zich 30 maanden op en stelt een codex samen over een wereld die niet bestaat. Dat is in vogelvlucht het verhaal van de Codex Seraphinianus. Een encyclopedie van ruim 350 pagina’s geschreven en geïllustreerd door kunstenaar, industrieel ontwerper en duizendpoot Luigi Serafini. Geschreven zinspeelt op leesbaar, maar niets is minder waar. Wat door moet gaan voor tekst is in een compleet onbekende linguïstische spelling opgeschreven. Bizar dat je dat volhoudt voor zo’n dikke pil van een boek.
De codex is verdeeld in elf hoofdstukken (het gekkengetal) en verdeelt over twee delen. Het eerste deel behandelt de natuurlijke flora en fauna, de elementen en de mechanica. Het tweede deel gaat (zover te achterhalen valt) over de verschillende volkeren, de historie, de spelling, etiketten, regels, sport/spel en uiteraard over architectuur. Leuk zou je zeggen, maar wat maakt dit boek nu zo bijzonder? Het zit ‘m in de enorme detaillering, de subtiele verwijzingen naar onze eigen wereld (veelal parodieën op bestaande dingen) en de heldere kleuren die dit boekwerk een vervreemdende en magische uitstraling geven. Zeker voor dingen die niet in onze wereld voorkomen is het echt heel knap in elkaar gestoken. De onleesbare teksten, bijschriften en aantekeningen maken het plaatje compleet en bijna geloofwaardig. Meerdere taalwetenschappers probeerde de code van de codex al te breken, zonder resultaat. De codex blijft tot op vandaag onleesbaar. Dat was precies ook de bedoeling van de maker. De lezer zou het boek moeten lezen zoals een kind dat doet. De verwondering over de groepjes letters zonder ze te begrijpen was het gevoel dat Luigi Serafini wilde oproepen. En de code? Enkel belangrijk als voetnoot.
stekeligheden
Erinaceus europaeus, oftewel egels zijn echte einzelgängers. Ze leven overdag alleen in hun nest van bladeren en enkel tijdens de voortplantingsperiode zoeken ze elkaar op voor hun bio-logische verplichting om zich voort te planten. Als ze elkaar dan ontmoeten gaat het er luidruch-tig, maar ook voorzichtig aan toe (vanwege de stekels). Ze produceren een snuivend blazend tot snurkend geluid. Hiermee geven ze aan dat ze zich gestoord maar niet bedreigd voelen. Ook puffen en blazen ze als een stoomtrein. Na het paren wordt het mannetje het nest uitgezet. Het vrouwtje zorgt in haar eentje voor de jongen die na 5 tot 6 weken alweer op eigen benen moeten staan. Op zoek naar een eigen plekje in de boze wereld vol ronkende auto’s en honge-rige dassen sneuvelt een groot deel van de jonge prikkelbollen. Een egel wordt in het wild dan ook niet veel ouder dan acht jaar. Een egel heeft een scherpe neus voor eten. Slakken, kevers, wormen, en rupsen zijn hierbij meestal de klos, maar ze vinden eieren het culinaire summum van hun menu.
Egels zijn echte prikkelbollen. Het aantal stekels van een egel hangt af van z’n leeftijd. Een volwassen egel heeft er al snel een stuk of 7000. Alle stekels (á 1,5 cm het stuk) zitten vast in een sterke spierlaag waarmee de egel zich tot een karakteristekelige bal kan rollen. Hun uiter-mate sterk ontwikkelde hoor- en reukvermogen maakt egels bijzonder alert voor gevaar. In te-genstelling tot wat algemeen gedacht wordt, rollen egels zich niet onmiddellijk op als ze zich bedreigd voelen. In een eerste reactie richt de egel zijn platliggende stekels op om er een on-doordringbare bolster mee te vormen. Als er geen tijd is om dekking te zoeken, drukt hij zich tegen de grond. De stekels komen rechtop te staan en de kwetsbare lichaamsdelen zoals ge-zicht en poten worden beschermd. Neemt het gevaar nog verder toe dan rolt de egel zich ook daadwerkelijk op. Als het moet kunnen egels urenlang opgerold blijven. Een egel die zich heeft opgerold, heeft 5 à 10 minuten nodig om zich weer te ontspannen. Als hij natuurlijk met rust gelaten wordt. Ik vraag me af of een egel wel eens kramp krijgt….
Egels kunnen heel goed wennen aan mensen. Een egel die wat verzorging krijgt wordt na ver-loop van tijd tam. Toch zijn egels géén huisdieren. Een trend in Engeland waarbij fashionata’s en verwende rijke dames een egeltje als modeartikel in hun handtas vervoeren is dan ook te bizar voor woorden. Die dames zullen nog raar staan te kijken als ze geconfronteerd worden met een van de raarste gewoonte van de egel; self-anointing. Egels smeren zich graag in met sterk geurende stoffen, het liefst onaangenaam geurend. Voor ons dan. Wat de gewoonte moet bewerkstelligen is tot op heden niet bekend. Er is geopperd dat dit eigenaardige gedrag seksu-eel, communicatief, hygiënisch of beschermend van aard zou kunnen zijn, maar het laatste woord over dat zinnenprikkelende onderwerp is nog niet gezegd.
Gesnuif
Snuifflesjes werden gebruikt door de chinezen gedurende de Qing Dynastie (16e eeuw). De snuif, gemalen tabak met aroma, werd gezien als een medicijn voor verkoudheid, hoofdpijn, buikpijn en andere vormen van algeheel misnoegen. Het gebruik van de flesjes met snuif kwam in zwang bij het hof en de gegoede bovenlaag van de bevolking, maar verspreidde zich later in de 17e en 18e eeuw over de gehele bevolking. Het werd een van de sociale tradities om snuif te gebruiken. Gewoonlijk werd een snuifje aangeboden als verwelkoming, net zoals nu in hert westen een kopje koffie hiervoor dienst doet. De traditie verdween met de installatie van de republiek China.
Waar in Europa snuifdozen gewoon waren werden in Japan en China kleine, luchtdichte snuifflesjes gebruikt zodat de tabak door de luchtvochtigheid niet aangetast zou worden en het flesje in de mouw van de verder zakloze kleding weggestopt kon worden.
Door de lange traditie van gelijkende flesjes voor medicijnen en geurtjes, was het een kleine stap om de flesjes te voorzien van een piepklein lepeltje aan de stop van het flesje om de snuif ermee uit te lepelen. Heel praktisch, maar daar bleef het niet bij. De flesjes werden hét middel om een understatement te maken. Het werd een statussymbool dat de smaak en het karakter van de drager weerspiegelde.
De Chinese handwerklieden wedijverden met elkaar door hun kunde en artisticiteit ten toon te spreiden in miniatuurkunstwerkjes die hun weerga niet kenden en eigenlijk nu nog steeds niet geëvenaard zijn. Het was zoals de Chinezen zelf zeggen: "xiao zhong jian da" oftewel "Grootsheid bereiken door het kleine te doen". Waar westerse snuifdozen uit verschillende onderdelen bestonden, gingen de Chinese werklieden de uitdaging aan om complete halfedelstenen zoals Jade (maar ook bijvoorbeeld Calcedoon of Kwarts) uit te hollen tot er een flinterdun omhulsel voor de snuif overbleef. Hiertoe werd beetje bij beetje de binnenkant weggeschraapt, waarbij het afval via de kleine opening aan de bovenkant verwijderd werd. Het ziet er een beetje makkelijk uit zo'n mooie kei als flesje, maar de schoonheid zit 'm onder die stenen laag.
Er waren naast de stenen snuifflesjes meerdere varianten in omloop.
Zo waren er natuurlijk porseleinen flesjes. De Chinezen waren de uitvinders van het porselein en de handgevormde snuifflesjes van dit materiaal werden beschilderd met bijzonder verfijnde taferelen, geglazuurd of juist niet. Door de grootte van de flesjes waren ze erg moeilijk te maken.
Glas is ook een voor de hand liggend materiaal. Dit goedkope materiaal heeft echter ook meteen de meest exclusieve flesjes voortgebracht. Dat zat zo. De meest exclusieve flesjes waren flesjes welke van binnenuit geschilderd waren. Dit vereist een bizarre omgekeerde werkwijze. Alles moet andersom. En dan ook echt alles. Eerst de pupillen van de ogen, dan de ogen, dan het gezicht en de achtergrondkleur als allerlaatste. Het schilderwerk werd nog eens extra bemoeilijkt door dat er maar een priegelig gebogen bamboepenseeltje door de smalle hals van het snuifflesje paste. Het is dan ook hoogst kunstzinnig dat de geschilderde illustraties enorm verfijnd en klein zijn. Over één exemplaar werd soms meer dan een maand gedaan.
Ook organisch materiaal werd gebruikt voor het maken van de snuifflesjes. Zo zijn er voorbeel-den van ivoor, bamboe, koraal, kokosnoot. hout, schildpad en Barnsteen. Een bijzondere vorm was de kalebas-snuiffles. Een kleine kalebas werd in een harde houten mal opgekweekt. De vrucht perste zich in de vorm en verkreeg zo de ingesneden motieven. Nadat de kalebas gedroogd was werd er een snuifflesje van gemaakt.
Oude snuifflesjes zijn zeer waardevol. De duurste flesjes brengen gemakkelijk 50.000 dollar op. Er is zelfs een International Chinese Snuff Bottle Society. De prijzen maken namaak erg aantrekkelijk. Dat snuifflesje op de Chinese bazaar mag dan wel oud lijken, laat je niet voor de gek houden. Dat is uiteraard geen reden om deze bijzonder objecten niet te gaan verzamelen. Een mooie gedachte is dat je verzameling na een levenslange verzamelwoede nog steeds in een schoenendoos zal passen. Dat doen alleen de filatelisten je na. En zeg nu zelf wat is nu mooier…?
Bekijk hier de enorme collectie van het Victoria and Albert Museum. Die collectie past niet meer in een schoenendoos en zal je meenemen van de ene verwondering naar de andere.
op
maandag, januari 11, 2010
Labels:
Geografica,
geschiedenis,
glas,
kleur,
Kunst,
Mineralen,
stenen,
vakmanschap
Snuif & Pica Nasi
Tabak is voor het eerst gecultiveerd door indianen en door hun gebruikt als medicijn en vertier. Het roken, pruimen en snuiven van tabak was iets wat al snel via de Portugese handelaren over de wereld werd verspreid. Overal ontstonden zo eigen gebruiken, afhankelijk van de heersende tradities.
Het ontstaan van snuiftabak ligt verscholen in het feit dat het oorspronkelijk werd genuttigd op plekken waar geen vuur voorhanden of wenselijk was. Niets zo creatief al de mens, dus naast roken ontstond ook snuiven. Snuiftabak is niet gewone gemalen tabak. Traditie en ervaring bepaalden het recept, het aroma van de snuif, dat over generaties heen gekoesterd en geheim gehouden werd. Tabaksbladeren en stelen werden verpulverd, gemengd met vluchtige oliën, bevochtigd zodat er een gisting proces opgang kwam. De bladeren werden dan gebaad in lavendel, rozenolie, menthol, muskaat, keukensiroop en andere smaakmakers. Toevoegingen als honing, suiker of scherpere stoffen zoals citroensap, azijn en tamarinde waren onderdelen van het recept. De gebruikte tabaksbladeren werden gesponnen en gevlochten tot zogenaamde karotten. Deze karotten werden meerdere jaren bewaard en daarna tot snuif vermalen. Dit alles voor een frisse, tintelende sensatie in de neusholten en een heerlijke nies toe.
Een weidverbreid misverstand dat door psycholoog Johann Heinrich Cohausen (1665–1750) de wereld werd in geholpen was de neusziekte Pica Nasi. Door overmatig gebruik en het mengen van de tabak met kleurstoffen, verkeerde kruiden of slechte soorten tabak zou de neusziekte de kop opsteken. Pica Nasi was echter (en zover ik het heb kunnen achterhalen enkel) een fabeltje.
Johann Heinrich Cohausen hield niet zo van die snuivende gewoonte van zijn medemensen. In zijn drift om het snuiven uit te bannen schreef hij meerdere moralistische werken over de ver-derfelijke effecten en gebruiken rondom snuiftabak. Hij schreef er zelfs een een semi-medische satire over. In het doldwaze verhaal geeft de god Apollo aan Mercurius de opdracht om de neuzen van de snuivers af te pakken. Als de snuivers dan later hun neuzen weer terugkrijgen van de satyrs grijpen de getroffenen in grote haast de verkeerde neus en zien er onherkenbaar uit. Dit verhaal heet Pica Nasi. Jawel, Johann Heinrich Cohausen nam iedereen bij de neus!
Abonneren op:
Posts (Atom)